tonrechter aldaar, een betrekking die hij tot 1877 heeft bekleed. Hij leverde een groot aantal bijdragen in verschillende tijdschriften, als Ned. Jaarb. voor Regtsgeleerdheid en wetgeving, Themis, Tijdschr. voor het Ned. Regt, Konst- en Letterbode, Vaderl. Letteroefeningen, de Ned. Spect., de Vriend der armen en rijken, de Tijdgenoot, de Boekzaal, de Navorscher, de Amsterd. Courant enz. Een volledige opgaaf zijner geschriften vindt men in onderstaand levensbericht Letterkunde. Zijn verdiensten werden erkend door het Prov. Utr. Genootsch. v.K. en W., het Friesch genootsch. voor oudheid-, taal- en geschiedkunde, het Zeeuwsch genootsch. der wetenschappen en de Leidsche Maatsch. der Ned. Letterk. Behalve de studie der rechten, trokken hem letteren, kunst en vooral penningkunde aan. Bovendien bemoeide hij zich veel met philanthropische zaken: bewaarschoolonderwijs voor minvermogenden, Asyl-Steenbeek, Ned. Mettray enz.
De Vries was gehuwd, sedert 1836, met Catharina Julia Roeters van Lennep, die hem met twee zoons en vier dochters overleefde.
Zie Levensber. Letterk. 1882, 89.
Zuidema