[Visser, Hans Willem Cornelis Anne]
VISSER (Hans Willem Cornelis Anne), geb. te St. Annaparochie in 1773, gest. te IJsbrechtum 20 Sept. 1826, werd door den predikant Tenckinck in zijn geboorteplaats opgeleid, waarna hij in 1789 als student in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Franeker werd ingeschreven. Hij genoot daar het onderwijs van Wassenbergh de Crane, Chaudoir, Cannegieter, Verschuur, Meyer en Van Voorst. Het schrijven van een proefschrift werd hem door de tijdsomstandigheden belet. In Augustus 1795 nam hij het beroep als predikant te Warns aan. Hij stond daar tot 1809, toen hij het beroep te IJsbrechtum aannam; tot zijn dood heeft hij het predikambt daar bekleed. Met ijver heeft hij zijn ambtsplichten vervuld. Daarnaast heeft hij zich gewijd aan de verbetering van het schoolwezen, waartoe hij vooral goede gelegenheid had na zijn benoeming tot school opziener in 1804; in 1815 werd hij bovendien benoemd tot secretaris der provinciale commissie van onderwijs. Zeer veel heeft Visser ook over onderwijszaken geschreven; daarvan is te noemen zijn Verhandeling over de volstrekt noodzaketijke kundigheden, welke in de openbare en armschoen in het Koningrijk der Nederlanden behooren medegedeeld te worden en de beste leeruijze voor dezelve benevens eene vergelijking daarvan met de Beltlancastersche schoolinrigting in Engeland (Amsterdam 1820), die werd bekroond door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Ook voor de Friesche geschiedenis heeft hij goed werk verricht. Met H. Amersfoordt gaf hij uit het Archief voor vaderlandsche en inzonderheid Vriesche geschiedenis, oudheid en taalkunde (Leeuwarden 1824-28, 3 dln.), dat de publicatie van bronnen beoogde, maar destijds weinig belangstelling vond. Visser was een scherp geprononceerd karakter, die met kracht,
maar dikwijls met te weinig beleid en tact doorzette, wat hij zich had voorgenomen; daardoor is zijn leven dikwijls verbitterd door scherpe tegenwerking en bitteren twist. Hij was in Augustus 1795 gehuwd met H. Zijlstra, die hem overleefde.
Zie: Hand. Lett. 1827, 26 vlg. Glasius, Godgeleerd Nederland i.v.
Brugmans