[Vermeer, Theodorus]
VERMEER (Theodorus), overl. te Batavia, 1799. Hij vertrok, na pred. te Namen geweest te zijn, in 1770 naar Indië, en werd het volgende jaar aangesteld te Batavia. Tevens was hij lid van het college van curatoren over de stadsscholen, van het Bat. Gen. van Kunsten en Wetenschappen en van de Holl. Maatsch. van Wetenschappen. In scherp conflict leefde hij met zijn collega van Iperen (kol. 799), terwijl hij ook Teering (kol. 1297) zijn afgunst duchtig deed gevoelen.
Van zijn hand verschenen drie lijkredenen: op zijn ambtgenoot Hermanus Teering getiteld Een helderflonkerend dog al te vroeg uitgebluscht ligt (Batavia 1776); op den G.G. van de Parra Een groote in Israël gevallen (Batavia 1776) en op den G.G. van Riemsdijk Oppergezag der Godheid in het afsterven van Aardsgrooten verheerlijkt (Batavia 1777). Voorts een catechisatieboekje Kort begrip der christelijke waarheden (Batavia 1787).
Zie: van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenb. van O.I. Pred. 452.
Herderscheê