[Verhoeven, Pieter François Timmers]
VERHOEVEN (Pieter François Timmers), broeder van den voorgaande, 16 Juli 1802 te Dordrecht geb. en 10 Juni 1850 ald. overl. Hij studeerde te Leiden in de rechten (ingeschr. Sept. 1821), promoveerde 20 Juni 1826 tot Jur. Utr. Dr. op een Disputatio juridica de Errore ejusque in conventionibus effectu en vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad. Weldra nam hij als tweeden luitenant der dienstdoende schutterij van Dordt deel aan den veldtocht tegen België en werd, daarvan teruggekeerd, tot rechter-plaatsvervanger in de rechtbank van eersten aanleg aldaar benoemd. In 1838 werd hij substituutofficier van justitie bij de arrond.-rechtbank te Dordrecht. In 1845 zag hij zich tot lid der Tweede Kamer Staten-Generaal gekozen, wat hij, gematigd liberaal, gebleven is tot 48. Als ijverig beoefenaar der letteren trad Mr. P.F. Timmers Verhoeven meermalen op in het Dordtsche genootschap ‘Diversa sed una.’ Voorts was hij lid van de Maatschappij der Ned. Letterk. te Leiden en van het Noord-Brabantsch genootschap v.K. en W. Eveneens van het schildersgenootchap ‘Pictura’ zijner geboorteplaats.
Van zijn geschriften vermelden wij: Verhandeling over de verdiensten van Jeremias de Decker (1834); Feestrede bij de viering van het 50-jarig bestaan der Maatsch. tot Nut van 't Algemeen (1834) en Toespraak gehouden in het Dordtsche departement tot N.v. 't Alg. (1824).
Verhoeven was sinds 1840 gehuwd met Elisabeth Catharina Tissot van Patot, die hem met twee kinderen overleefde.
Zie: van der Noordaa in Hand. Letterk. 1850, 151.
Zuidema