gehuwd met Jacoba Johanna van Reuth (geb. te Breda), uit welk huwelijk drie zonen (waarvan de oudste, Emmanuel, hiervoor behandeld is) en vier dochters geboren werden. Zijn rechtskundige studiën deed hij te Leiden, waar hij in 1816 promoveerde op een proefschrift De contractu societatis. Kort daarop vestigde van der Ven zich te 's Hertogenbosch, waar hij lange jaren als advocaat voor de rechtbank optrad en meermalen plaatsvervangend rechter was. Zijne benoeming tot secretaris der stad bracht hem ook in verschillende commissiën, waarvan hij gewoonlijk het secretariaat waarnam, zoo o.a. van de sub. comm. der Maatschappij van Weldadigheid, van het Ned. Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen, van de commissie over de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende kunsten; tevens was hij toeziend regent van het R.K. Weeshuis. Ook was van der Ven gedurende eenigen tijd voorzitter van het Letterminnend genootschap ‘Tot Oefening’, dat in 1818 te 's Hertogenbosch was opgericht. Nadat hij zijn ontslag als gemeente-secretaris genomen had en op pensioen gesteld was, vestigde hij zich als practiseerend advocaat voor korten tijd te Deurne en vervolgens te Weert, waar hij stierf. Van der Ven was een groot liefhebber van bloemen, zooals zijn werkjes over de Flora bewijzen. Tevens blijkt daaruit, dat hij zeer fijn met de pen de bloemen in al haar kleurschakeeringen wist na te teekenen. Van zijn hand is verschenen: De geheimen van Flora, bevattende eene geschied- en kruidkundige beschrijving der schoonste soorten. Hiacinten, Tulpen, enz. Met de uitgave, verschenen 's Hertogenbosch 1829, kwam het niet verder dan tot één aflevering (de Hiacint), met een plaat.
V.d. Ven heeft nog een handschrift nagelaten, met prachtig gekleurde penteekeningen van zijne hand, versierd. Het is eigendom van zijn kleindochter mevr. M.v.d. Zanden - v.d. Ven te Beek en Donk. De titel luidt: Beknopte beschrijving der voornaamste in Nederland natuurlijk groeiende en in de bloem- en moestuinen voorkomende vergiftige planten; benevens eene opgave der zekerste hulpmiddelen in geval van vergiftiging. Het voorbericht van dit geheel voor de pers gereed gemaakte handschrift is gedateerd uit Weert 12 Dec. 1846.
Van Mr. v.d. Ven, alsook van diens vrouw, bestaan levensgroote portretten in olieverf. Beide zijn geschilderd door hun zoon Emmanuel, hiervoor genoemd. Zij zijn eveneens eigendom van hun kleindochter.
Heeren