zegend door den aartsbisschop van Rouaan, de bruiloft werd gevierd te Parijs. Bilderdijk zegt: de graaf vond zijne bruid in de abdij van Longpont in Picardië, waar het huwelijk door den bisschop van Soissons voltrokken werd, 23 Mei 1305 (Vaderl. gesch. 65, 113). Haar bruidsgift (dot) bedroeg 55000 livres tourn.
Zij schonk den graaf drie zonen, Jan en Lodewijk, die jong stierven en Willem, die zijn vader opvolgde en vier dochters n.l. Margaretha, die huwde met den keizer Lodewijk van Beieren; Philipine, die huwde met den koning van Engeland; Johanna, die huwde met Willem V, hertog van Gulik en Isabella, die huwde met Robert van Namen.
Van het hoofd der Kerk, Paus Johannes XXII, 1316-1324, ontving zij allerlei gunsten en geestelijke voorrechten. Na den dood van haar echtgenoot te Valenciennes 7 Juni 1337, besloot zij zich in een klooster der orde van Cîteaux te begeven. Eerst bewerkte zij nog een bestand tusschen haar oorlogvoerenden zoon en schoonzoon en den koning van Frankrijk. Daarna begaf zij zich in de Cisterciënserabdij Fontenelle, te Moing bij Valenciennes, waar zij als een eenvoudige kloosterzuster haar laatste dagen doorbracht tot voorbeeld van nederigheid voor allen. Verkeerd noemt Meier, Annales Flandriae haar abdisse. Als vorstin van het land werd zij in het koor der abdijkerk begraven. Hare twee dochters Johanna en Isabella zochten na den dood harer echtgenooten in hetzelfde klooster een rustig verblijf, waar de kleindochter der gravin, Anna van Beieren, den sluier had aangenomen.
Zie: Vinchant, Annales du Hainaut (Brux. 1849) III, 72 167-169; Namèche, Histoire Nationale III, 141, en vv. 161; A. Fayen, Lettres de Jean XXII (1316-1334) textes et analyses (Rome 1908), no. 372-382; Blok, Gesch. N. Volk, II, 65; Corpus chron. Flandr. III 6; Gall. Christ. III, 184; Le Glay, Cameracum christianum (Lille 1849) 308.
Fruytier