Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1354]
| |
die eerst tot den landbouwenden stand behoorden, maar later dit bedrijf lieten varen en zich toen metterwoon begaven naar Rinsumageest, waar Oene zich bezig hield met het herstellen en vervaardigen van uurwerken en naderhand ook van physische instrumenten. Deze Oene was in den volsten zin des woords een oorspronkelijk werktuigkundige, daar hij nooit eenige opleiding in dit vak genoten, maar zich door eigen oefening daartoe bekwaam gemaakt had. De jeugdige Jurgen, die bijna in hetzelfde geval verkeerde, genoot zijn eerste opleiding in de dorpsschool te Rinsumageest en bezocht tevens bijna dagelijks den onderwijzer van het nabijgelegen dorp Driesum, die bekend stond als een knap rekenmeester en niet onervaren in de beginselen der Fransche taal, 't geen destijds bij onderwijzers op het platteland eene zeldzaamheid was. Bij dit élementair onderwijs genoot Jurgen ook eenig onderricht in de gronden van het Latijn en Grieksch bij den predikant der Hervormden te Rinsumageest, van welke studie evenwel niet veel kwam, zoodat hij na korten tijd geheel aan eigen oefening werd overgelaten. Onvermoeide ijver, aanhoudende vlijt en vaste wil vergoedden hem het gemis van leermeesters, zoodat hij groote vorderingen maakte en weldra veler aandacht tot zich trok. Op zestienjarigen leeftijd vertrok hij naar de academie te Franeker, alwaar hij van 1798 tot 1803 studeerde in de wiskundige wetenschappen en wijsbegeerte, onder de leiding van de hoogleeraren Antoine Chaudoir en Jan Willem de Crane, die spoedig zijne schranderheid en grooten aanleg voor de wetenschap bemerkten en hem in hunne bescherming namen. Deze onderscheiding heeft Uitterdijk altijd op hoogen prijs gesteld en nooit vergeten, zooals uit de briefwisseling met deze geleerden, in lateren tijd gehouden, zou kunnen blijken. Gedurende zijn verblijf te Franeker had hij zijn tijd zoo nuttig besteed, dat hij den 14en April 1803 werd benoemd tot instructeur in de mathesis, navigatie en astronomie aan het cadetten-instituut voor de marine op 's lands fregat van oorlog de Eurydice bij Feijenoord op de Maas voor Rotterdam, eerst met den rang van opperstuurman doch later - te rekenen van 7 November van datzelfde jaar - met den rang van luitenant ter zee. In deze betrekking is hij gebleven, ook bij de verplaatsing van het instituut naar Enkhuizen tot op 15 Februari 1812, toen deze inrichting opgeheven en hij buiten dienst gesteld werd. Wel was hij in de gelegenheid geweest om naar Brest overgeplaatst te worden, doch de vaderlandsche grond was hem te dierbaar dan dat hij dien zou verlaten. Sedert dien tijd heeft Jurgen Uitterdijk in den loop zijns levens verschillende betrekkingen in 's rijks dienst waargenomen. In 1813 en 1814 woonde hij te Franeker en was landmeter bij het kadaster. In 1815 werd hij aangesteld tot taxateur van de turf in de gemeenten Oldeberkoop, Wolvega en Sonnega. Van 21 Nov. 1816 tot 3 Jan. 1820 was hij ontvanger van de indirecte belastingen te Wolvega, terwijl hij tevens met den inspecteur der veenderijen J.C. Honcken gecommitteerd was om middelen te beramen tot invoer van turf in de zuidelijke provinciën. Ook was hij gelijktijdig belast met de functiën van roeijer enz. van het gedistilleerd, en mede met die van scheepsmeter in het arrondissement Heerenveen. Den 3. Jan. 1820 werd hij aangesteld tot controleur der veenderijen in de provinciën Overijsel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Na de afschaffing van den accijns op de brandstoffen kreeg hij den 25. Dec. 1822 eene benoeming als controleur der belastingen in de contrôle Enschedé, vanwaar hij den 1 Nov. | |
[pagina 1355]
| |
1832 in dezelfde betrekking werd overgeplaatst naar Bolsward. Bij de wederinvoering van den turf-accijns werd hij 13 Jan. 1834 aangesteld tot controleur der veenderijen in Overijsel, Gelderland en Noord-Brabant, welke betrekking hij heeft waargenomen tot aan zijn overlijden. Hij stierf door de moorddadige hand van een booswicht. Deze uit een deftige Overijselsche familie gesproten, had vroeger als ambtenaar onder zijne bevelen gediend, doch was, kort voór het begaan van den sluipmoord, wegens wangedrag uit 's lands dienst ontslagen. Door hem is in het licht gegeven: Inleiding tot de Kegelsneden (Rotterdam 1810), een werk, dat in der tijd door Jacob de Gelder, wegens zijne oorspronkelijkheid, zeer geprezen werd. Naderhand, toen hij controleur der veenderijen was, heeft hij nog een werk uitgegeven, mede afkomstig uit dien tijd getiteld Herleiding van den schijnbaren afstand tusschen twee hemellichamen tot den ware (Deventer 1840), waarin hij eene nieuwe en eenvoudige methode voor deze berekening opgeeft. Een ander groot werk, waaraan hij sedert jaren zijn krachten besteedde, en dat hij voor de pers gereed maakte, zou den titel voeren: Wiskundige beschouwingen der wetten van het evenwicht en der beweging van de lichamen. Van dit werk in den trant van de Mécanique Céleste van la Place en de Traité de Mécanique van Poisson, is indertijd (1830) een prospectus aan het publiek aangeboden door den boekhandelaar Gt. Paschen Gz. te Enschedé, waarin beloofd werd dat dit geschrift in twee deelen, ieder ongeveer van 3900 bladzijden, compleet zou zijn. De uitgave heeft echter, wegens te geringe deelneming, geen voortgang gehad. Overigens bestaan er van Uitterdijk nog andere werken in handschrift, welke hij van voornemen was, van tijd tot tijd in het licht te geven, zooals b.v.: Eene verhandeling over de eigenschappen van den driehoek in en om den cirkel; en Eene verhandeling over de kromme lijnen, en andere, doch de dood heeft verhinderd, dat zijn plannen ten uitvoer werden gebracht. Hij was mede een gelukkig beoefenaar der letteren. Het Fransch en Latijn werd hem eigen, en in zijn studiën bediende hij zich het meest van deze beide talen; Engelsch en Hoogduitsch waren hem mede niet vreemd, maar beide las hij met het grootste gemak. Uitterdijk was 4 Jan. 1804 gehuwd met Tjitske Arriens, een achtenswaardige vrouw, bij welke hij vier kinderen had, van welke één zoon, Nanninga Uitterdijk doopsgezind predikant aan den Horn (gemeente Aduard) in de provincie Groningen gevestigd was. Zie: Leeuwarder Courant 29 Aug. 1869; Provinciale Groninger Courant 18 en 22 April 1845; De Aardbol III, 328. Wumkes |
|