Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1346]
| |
te Haarlem overl. Hij werd op 14-jarigen leeftijd adelborst aan het instituut Willemsoord, doch moest twee jaar later om gezondheidsredenen die inrichting verlaten, scheepte zich in naar Zuid-Afrika en werd daar weldra particulier secretaris van den toenmaligen president der Transvaalsche republiek Th. Burgers. In die hoedanigheid vergezelde hij dezen een tijdlang op zijn reizen door het land. Later leidde hij hier een min of meer zwervend bestaan, nu als onderwijzer bij een Potchefstroomschen boer, dan als claim-opzichter te Kimberley, als docent op een school in Kaapstad enz. Teruggekeerd naar Nederland, werd hij eerst klerk, daarna adjunct-commies aan het ministerie van Waterstaat in den Haag en schreef artikelen in couranten en tijdschriften, later ook afzonderlijke novellen, die zeer in den smaak vielen. Het meest bekend is zijn boek Herinneringen uit Zuid- Afrika (1879), weldra gevolgd door De stam der Ama- Zoeloe. In 1881 verscheen zijn novelle De roos van Kimberley, die hem den naam van den ‘Hollandschen Bret Harte’ bezorgde. Ook Manga, een verhaal uit de Transvaal en Fernando of de Kaapsche olifantenjager (beide in 1881) verwierven veel bijval; eveneens De diamantdelvers (1883), De hut op den Arendsberg (1884) en De twee broeders (1884). Nog andere novellen vindt men vermeld in onderstaand levensbericht, waarin Tromp een man van smaak en talent, van geest, humor en satire genoemd wordt. Hij was sedert 1883 gehuwd met Nelly Dyserinck uit Haarlem, die hem een drietal kinderen schonk. Zie: Margadant in Levensber. Letterk. 1892, 86. Zuidema |
|