kunst groot belang stelde, werd hij echter in 1630 uit de gevangenis ontslagen, naar Engeland gevoerd en daar tot hofschilder aangesteld. Hij bleef er tot 1641 of 1642, vertrok toen naar Amsterdam, waar hij 17 Febr. 1644 begraven werd.
Torrentius was 14 Jan. 1612 ondertrouwd met Neeltgen van Vamp.
Van zijn werk is een schilderij tot ons gekomen, thans in het Rijksmuseum; volgens het oordeel van bevoegde tijdgenooten moet hij een niet alledaagsch schilder zijn geweest, wiens stillevens beter waren dan zijn schilderijen naar het naakte. Toch schijnt hij, meer nog dan door zijn kunst, de aandacht zijner omgeving getrokken te hebben door zijn zonderlinge persoonlijkheid en door de vrijzinnige denkbeelden die hij voorstond. Overigens is zijn geschiedenis van belang voor onze kennis der Rozekruisers en voor die der rechtspleging te onzent in de eerste helft der 17e eeuw.
Zijn portret door Jan van de Velde, gevolgd bij Sandrart, Houbraken, Weyerman en Walpole.
Zie: A. Bredius in Versl. d.K. Akad. v. Wet. Lett. IVe R. IX (1909) 391 en dez., Johannes Torrentius schilder. 1589-1644, met portret ('s Grav. 1909); B.W.F. van Riemsdijk, in Brediusbundel no. 97; W. Meijer in Bijdr. Vaderl. Gesch. Oudheidk. Ve R. IV (1916) 56; dez., De Rozekruisers of de Vrijdenkers der 17e eeuw (Haarlem 1916) 64-68; Brieven van Wtenbogaert, ed. Rogge III: 2 p. 11.
H.E. Knappert