Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Thil, Hendrina Margaretha van]

THIL (Hendrina Margaretha van), geb. in 1722, vervulde in 1738 een rolletje in de Marre's Eeuwgetijde en was ook later aan den Amsterdamschen Schouwburg verbonden. Zij was, volgens Corver, ‘het mooiste en bevalligste meisje’, dat er in dien tijd optrad. In 1747, dus op haar 25ste jaar, verliet zij het tooneel, waar zij de ‘jeune premieres’ had gespeeld, maar debuteerde 5 Mei 1763 opnieuw als Klytemnestra in Iphige-

[p. 1305]

nia in Aulis. Zij trad o.a. op in de titelrol van Genoveva, Scilla, Polynexa, Sophonisbe en Zenobia, als Chimene in de Cid, Cleopatra in Rodogune, Octavia in De doodelijke minnenijd, Hareinia in Arminius, Theodora in Den grooten Bellizarius, Badeloch in Gijsbreght, enz. In 1768 had zij een speelloon van ƒ 5.25 per avond en een jaarlijksch inkomen van ƒ 600. In 1773 ging zij met Punt naar Rotterdam en bleef daar aan den Schouwburg tot 1784. Toen keerde zij naar Amsterdam terug, werd weer aan den Schouwburg geëngageerd en speelde er tot 1791. De zeer verdienstelijke actrice kreeg toen een pensioen, waarvan zij nog eenige jaren heeft genoten. Hendrina Margaretha van Thil is gehuwd geweest met den bureaulist C.C. Molster.

Zie: Corver, Tooneel-aanteekeningen 97-100; P. Haverkorn van Rijsewijck, De oude Rotterdamsche Schouwburg, 45, 46, 260.

Worp