Samuël Muller, hoogleeraar bij de doopsgezinde Societeit te Amsterdam. Achtereenvolgens predikant geworden bij bovengenoemde gemeenten, wijdde hij zich van heeler harte aan dat ambt, maar bleef tevens zijn liefde voor de letteren getrouw. In Groningen was deze nog aangewakkerd door zijn kennismaking aldaar met prof. van Limburg Brouwer en met den rector van het Groningsch gymnasium J.A. Schneither (II kol. 1288). De geschriften van Sybrandi bewegen zich dan ook hoofdzakelijk op letterkundig gebied. Als de voornaamste ervan noemen wij: De Antigone van Sophocles, metrisch vertaald (niet in den handel); Verhandeling over Vrouwe Bilderdijk als kinderdichteres in Vaderl. Letteroef. 1834; de Peri en het Paradijs, naar Moore (1835); De val der Engelen, eveneens naar Moore (1835); Verhandeling over Vondel en Shakespeare als treurspeldichters (in 1841 door Teylers Tweede genootschap met goud bekroond); De valleien der Waldenzen (1845). Ook in andere dan de reeds genoemde letterkundige tijdschriften vindt men bijdragen van Sybrandi opgenomen. En, als om te doen zien dat hij de plichten van zijn herderlijk ambt geenszins verwaarloosde, schreef hij o.a. een Handleiding tot het geven van huisselijk onderrigt in de godsdienst (1838), gelijk hij reeds vroeger een opstel over de Doopsgezinde kerk in de Vaderl. Letteroef. (1836) had geschreven. Voorts leverde hij bijdragen in het Christ lijk Album, de Evangeliespiegel e.a. godgeleerde tijdschriften. Zeer bekend is het later afzonderlijk uitgegeven boek van Sybrandi Over de pligt en de roeping der vrouw, naar het Engelsch van Ellis, dat veel gelezen en bij herhaling
herdrukt werd. Van het tijdschrift de Konst- en Letterbode was S. verscheiden jaren redacteur (1841-1853).
Kort na zijn komst te Haarlem werd hij tot lid van Teyler's Godgeleerd genootschap benoemd en later, na den dood zijns vaders, tot directeur dier stichting. Voorts was hij lid van de Maatsch. der Nederl. Letterk. en van menig ander genootschap.
Sybrandi was gedurende 40 jaren gehuwd met een dochter van zijn vriend den Remonstrantschen predikant Nicolaas Swart, van wien hij een levensbericht schreef in de Vad. Letteroef. 1846. Verder schreef hij biographieën van van Limburg Brouwer, D.J. van Lennep en van H.A. Meijer, den dichter van De Boekanier.
Zie: Sepp in Levensber. Letterk. 1873, 71.
Zuidema