[Stockum, Wilhelmus Petrus van]
STOCKUM (Wilhelmus Petrus van), stichter der boekhandelaarsfirma W.P. van Stockum en zoon, Buitenhof, 's Gravenhage; 22 Jan. 1810 in deze stad geb. en overl. ald. 2 Dec. 1898. Zijn ouders waren Willem Jacob v.S., kassier der Ned. Staatsloterij, en Maria Louise Overduyn. Na de school van meester Andriessen te hebben afgeloopen, werd hij op 14-jarigen leeftijd in de leer gedaan bij S. de Visser, boekh. op het Plein, waar hij vier jaar bleef. In 1828 ging hij zich verder bekwamen in de zaak van den boekhandel de Hengt en Zn. te Amsterdam, waarvoor hij gehuisvest werd bij den bekenden onderwijzer Engelberts Gerrits, die hem behulpzaam was in de uitbreiding zijner taalkennis; met name bekwaamde hij zich hier ook in 't Latijn, de taal waarin destijds een behoorlijke catalogus moest kunnen worden opgesteld.
In 1833 richtte van Stockum een eigen zaak op in de Gortstraat te 's Gravenhage, die weldra tot bloei kwam, zoodat zij moest worden overgebracht naar een ruimere woning aan het Buitenhof. Naast den gewonen debiethandel legde v.S. zich vooral op publieke veilingen toe; hij was de eerste in den lande die de catalogussen niet meer indeelde naar de boekformaten, maar naar de wetenschappen, waartoe de boeken behoorden. Zeer belangrijke aucties werden door hem onder den hamer gebracht, o.a. die van Collot d'Esenry (1846), Geisweit van der Netten (1847), Huyssen van Kattendyke (1854), Donker Curtius (1858), J.C. de Jonge (1859), de Jonge van Campensnieuwland (1860), A.D. Schinkel (1864), van Goltstein (1872), Kemper (1872) en Geel (1876). Hij droeg den boekhandel een warm hart toe, beschouwde hem als ‘een der edelste onder alle handelsbedrijven.’ Ook het uitgeversbedrijf ging hem ter harte; van zijn uitgaven noemen wij hier alleen Motley's Opkomst van de Nederl. Republiek, met Inleiding van R.C. Bakhuijzen van den Brink, 3 dln. (1857-60; later vervolgd tot 11 deelen). Als schrijver maakte hij zich bekend door zijn werk: 's Gravenhage in den loop der tijden. 2 dln. (1889); bovendien door de volgende opstellen in de werken van het letterkundig genootschap ‘Oefening kweekt kennis’ (waarvan van Stockum een der oprichters was): De laatste zamenkomst van den Prins van Oranje en Graaf Egmond te Willebroek (1834), De inval van Graaf Lodewijk van Nassau in Groningen in 1568 (1837), Pieter van den Broeke (1843) en Het vertrek van Philips den Tweede uit de Nederlanden in 1559
(1844). Met van Stockum behoorden in 1834 tot de oprichters van 't zooeven genoemd genootschap: S.J. van den Bergh, W.J. van Zeggelen, N. Bosboom, e.a. Men zie hierover Conviva, Het servetje (1878).
Van Stockum was gedurende 45 jaren een zeer werkzaam lid en tweemaal bestuurslid van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, die hem in 1883, bij het 50-jarig bestaan van zijne zaak, het eerelidmaatschap aanbood, vergezeld door een reproductie van het ruiterstandbeeld in brons van prins Willem I. Ook van de in 1854 opgerichte Haagsche Boekhandelaarsvereeniging was hij 24 jaren bestuurslid. Voorts was hij in tal van andere betrekkingen nuttig werkzaam, o.a. als bibliothecaris en voorzitter der Commissie voor