kant bij de doopsgezinde gemeente aldaar bij het Lam en den Toren.
Slechts kort was hij als predikant werkzaam. In Dec. 1705 schreef hij zijn kerkeraad, dat hij zich verplicht achtte zijn ambt neer te leggen, omdat hij ‘in verlijding gekomen, tot vergrijping gevallen’ was. Nadat hij 3 Jan. 1706 het gevraagde ontslag gekregen had, verliet hij Amsterdam en vestigde zich te Haarlem.
Hier kreeg hij een plaats als boekhouder op een kantoor en wist zich in korten tijd de daarvoor vereischte kundigheden te verwerven. Zelfs leidde hij een aantal leerlingen voor het vak op. De dichtkunst, die hij van jongsaf beoefend had, bracht hem in aanraking met A. Heems, G.W. van Oosten de Bruyn, W. Kops, P. Merkman Jr., P. Langendijk e.a., die hem opnamen in hun kring. Ook als godgeleerde vond hij in zijn nieuwe woonplaats waardeering. In 1727 noodigden zijn geloofsgenooten hem uit jongelieden tot predikant op te leiden. Hij nam het voorstel aan, maar onttrok zich het volgende jaar reeds aan een arbeid, die, naar hij meende, beter door een dienstdoend predikant kon verricht worden. Zoo bracht de bescheiden man, wiens verdiensten intusschen erkend werden, het grootste deel zijns levens door zonder op den voorgrond te treden. Trouw aan zijn voornemen zich opnieuw ‘de goddelijke liefde en die der vromen waardig te maken’, verwierf hij zich door zijn eerlijkheid, blijmoedigheid en vrijzinnigen geest, veler vriendschap. Hij overleed onverwachts 28 Apr. 1754 en werd 4 Mei d.a.v. in de Groote Kerk begraven.
Spinniker heeft vooral als dichter naam gemaakt. ‘Deugdlievende’ dichter is hij genoemd en zijn gedichten, die ook voor kinderen geschikt werden geacht, werden dan ook om hun zedelijke strekking veel gelezen. Zijn Leerzame Zinnebeelden, voor jonge menschen geschreven, werden zelfs als prijs onder de haarlemsche jeugd uitgedeeld. Reeds vroeg verschenen zijn verzen in druk: bruiloftsliederen, grafdichten en bijschriften. Het meerendeel der gedichten in: Uyterste Wille van een Moeder aan haar toekomende Kind, Toegeeigent aan de Volmaakste Huysmoeder (2e dr. Amst. z.j. 1699), m. pl., is van zijn hand. Voorts dichtte hij in zijn amsterdamschen tijd: Schadelijkheid Der Waereld liefde; Getoont uit de onvolmaaktheid en nietigheid Der Weereldse Goederen En de Brosheid des Mensetijken Leevens; Morgen- en Avond-Gezangen, Gebedswijze berijmt (Amst. 1699); Lof der Vriendschap (Amst. 1699, 2e dr. Rott. 1711); De Christelijke Vrede. Vreugde-zang op de Vereeniginge der Waterlandse en Vlaamse Doopsgezinde Gemeenten te Rotterdam (z.p. 1700).
Te Haarlem zette hij zijn dichterlijken arbeid voort. Behalve, in bundels verspreide, gedichten, zagen achtereenvolgens het licht: De werken en vergelding der Barmhertigheid en Onbarmhertigheid, uit Matth. XXV berijmd (Amst. 1711) m. pl.; het destijds gezochte dicht- en plaatwerk Leerzame Zinnebeelden (Haarl. 1714; 2e dr. ald. 1757) m. pl. van Vincent van der Vinne; Gods Gerichten op Aarde, Vertoond in den ... Watervloed, op den 25 en 26sten van Wintermaand in 't 1717de Jaar voorgevallen; .... door Adriaan Spinniker en François Krajestein (Haarl. z.j.); het derde deel van H. Schijn, Geschiedenis der Mennoniten, vertaald door G. Maatschoen (Amst. 1743-45), afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Levensbeschrijving van eenige voornaame mannen in hun leven Leeraaren bij de Doopsgezinden. Met derzelver Afbeeldingen. Nauwkeurig in 't Koper gebragt (Amst. 1750), waarin de bijschriften onder de portretten van Spinniker's hand zijn. Na 's dichters dood verscheen: Vervolg der Leer-