v. oogl. een artikel: Bijdrage tot de geschiedenis der oogziekten in de rijksgestichten Veenhuizen en Ommerschans (Utr. 1865). Niettegenstaande zijne werkzaamheid op zoo speciaal gebied lag, toonde hij zijne belangstelling in zake de volksgezondheid door zijne geschriften over de oorzaken en middelen tot bestrijding der cholera-epidemie, die in 1866 te Utrecht heerschte. Zijn werkkring aan het ooglijdersgesticht strekte zich ook uit tot het onderwijs in de oogheelkunde, maar dit nam nog een grootere plaats in, toen hij op 17 Nov. 1877 benoemd werd tot hoogleeraar in de oogheelkunde aan de universiteit te Utrecht en dit ambt op 15 Dec. d.a.v. aanvaardde na het houden eener redevoering: De methode van het oogheelkundig klinisch onderwijs (Utr. 1877). Elders trad hij ook als spreker op. Zoo behandelde hij op het internat. geneesk. congres in 1879 te Amsterdam gehouden, De toepassing van de antiseptische wondbehandeling in de oogheelkunde, en hield op het volgende congres in 1881 te Londen eene voordracht over Sympathethic ophthalmitis, the mode of its transmission and its nature. 27 Oct. 1884 werd hij in de plaats van Donders benoemd tot directeur van het Nederl. gasth. v. ooglijders en deze betrekking bekleedde hij tot 1903, nadat hij reeds in 1899 om gezondheidsredenen ontslag als hoogleeraar had aangevraagd. In 1896 hield hij te Londen de Bowman-lecture handelende over Notes on vision and retinal perception, in 1897 sprak hij op de Deuxième conférence internationale concernant le service sanitaire des chemins de fer et de la navigation, gehouden te Brussel, over La détermination quantitative du sens chromatique, en in 1899 trad hij op als voorzitter van het internat.
oogheelkundig congres te Utrecht met een Discours d'ouverture (Utr. 1899), terwijl hij reeds enkele jaren te voren was opgenomen in de redactie van het Archiv für Ophthalmologie en daarin een werkzaam aandeel nam.
Bibliographie: Optotypen in verschillende talen overgezet (1862, 68, 73, 75); Locale uitbreiding der choleraepidemie te Utrecht in 1866 m. kaart (Utr. 1867). Een reeks opstellen verschenen in het Nederl. Tijds. v. Geneesk., zie Register der oorspr. stukken versch. in de eerste vijftig jaarg. 1857-1906, 135, handelende over keuringsreglementen, sympathische ophthalmie, glaucoma, de oogspiegel enz., verder: Funktionsprüfungen des Auges met Landolt in het Handbuch der gesammten Augenheilkunde von von Graefe und Saemisch (1874); ditzelfde in de Traité d'ophthalmologie van de Wecker en Landolt; Operationslehre, in Handbuch der ges. Augenheilkunde (Latere uitgave). Myotica en sclerotomie bij glaucoom in Feestbundel Donders- Jubileum, 405; (Amst. 1888); Reglementen en voorschriften betreffende de eischen, die voor de verschillende maatschappelijke betrekkingen aan de oogen en het gezichtsvermogen worden gesteld (Verzam. d.H. Snellen en F.D.A.C. van Moll (Rott. 1895).
Zijn portret is gelithographeerd door Jan Veth.
Zie over hem: Prof. H. Snellen Sr. 19 Februari 1834-1904 door P. Muntendam, in Nederl. Tijds. v. Geneesk. 1904, 373; Herman Snellen Sr. 19 Februari 1834 - 18 Januari 1908, zijne beteekenis voor de ontwikkeling der oogheelkunde door Prof. Dr. W. Koster te Leiden, Ibid. 1908, I, 202; In memoriam Prof. Dr. Herman Snellen door B., in Eigen Haard 1908, 78 (met portret).
Simon Thomas