Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1238]
| |
uit adellijke familie was geboren, stierf den marteldood na gruwelijke mishandelingen te Brielle, 31 Juli 1572. Reeds vroegtijdig werd hij naar Utrecht gezonden om in het Fraterhuis onder den vermaarden Macropedius (van Lanckveld) uit Gemert te studeeren. Toen hij de studie der wijsbegeerte voltooid had, verlangde hij in het klooster zijne tot nog toe bewaarde onschuld te beschermen, en nam in stilte de wijk naar de Karthuizers bij Delft, 1556. Den sterken tegenstand zijner familie wist Judocus te overwinnen, zoodat hij hetzelfde jaar met hunne volle toestemming het noviciaat begon. In het klooster was en bleef hij een toonbeeld aller deugden. In de woelige dagen van beeldenstorm en opstand hadden ook de bewoners van het Karthuizerklooster veel te lijden. Begin 1572 werd hun klooster in asch gelegd. Judocus betrok met zijne medebroeders het hospitaal van Delft en wees de dringende uitnoodiging van zijne familie te Gouda, om aldaar een schuilplaats te vinden, van de hand. Toen de jacht der Geuzen op priesters en kloosterlingen algemeen werd, gaf de prior der Karthuizers, die terecht vele burgers van Delft van heulen met de Geuzen verdacht, aan allen verlof elders een schuilplaats te zoeken. Judocus van Schoonhoven, vermomd in leekengewaad, besloot over Gouda naar Utrecht te vluchten. In Overschie werd hij herkend door een tuinman, wien hij vroeger vele weldaden had bewezen. Deze stuurde een troep Geuzen op hem af, die hem van den wagen sleurden, naar een naburig huis en hem van alles beroofden. Toen zij van den tuinman vernamen, dat hij met de zorg voor de kerk belast was, eischten zij de kerkschatten aan hen over te leveren. Om zijne standvastige weigering werd hij uren lang bespot en mishandeld en op de laagste wijze gepijnigd om zijn geloof te verzaken en zijne geloften te breken. Eindelijk wierpen zij hem in eene schuit en voerden hem naar den Briel, het hol van Lumcy, waar hij in handen viel van den afvalligen kanunnik Jan van Omal. Toen deze noch door vleiende beloften, noch door bedreigingen en geweld Judocus kon bewegen om te verzaken aan zijn geloof of ontrouw te worden aan zijne orde, werd hij overgegeven aan de bandelooze soldaten, en in den kerker geworpen. 31 Juli werd hij naar de galg gevoerd. Hij vroeg aan zijne beulen eenige oogenblikken om een gebed te spreken. In biddende houding werd hem de strop om den hals gedaan en stierf hij den marteldood. Zijn lijk werd op het Catharinakerkhof begraven. Hoewel Judocus van Schoonhoven geen kerkelijke vereering ten deel is gevallen, wordt hij toch als zalig betiteld. Niet alleen bij van Bleyswijck, Beschr. der stad Delft (Delft 1667) wordt hij afgebeeld met het aureool der Heiligen maar ook bij Arn. de Raisse, Ad Natales Sanctorum Belgii, Joannis Molani, Auctarium (Duaci 1626), waar men zijn afbeelding vindt op het titelblad te midden van andere Nederlandsche gelukzaligen. Zie: J.A.F. Kronenburg, Neerlandsche Heiligen in latere eeuwen (Amst. 1901) 171-182 en de talrijke aangehaalde schrijvers, waaronder twee levensbeschrijvingen (XVIIe eeuw) van den martelaar. Fruytier |
|