15 Maart 1845 op een hist. jur. diss.: de Jure venationis. Zich te Amsterdam als advocaat vestigend, werd hij hier weldra tot lid van den gemeenteraad gekozen. Hij was achtereenvolgens lid der Tweede Kamer Stat.-Generaal voor 't kiesdistrict Leiden (Sept. 1857 - Aug. 66), minister van Financiën (van 1 Juni 1866 - 3 Juni 68) in het ministerie van Zuylen, als hoedanig hij scherpe critiek op het ‘liberale wanbeheer’ zijner voorgangers oefende, maar zelf ook scherp werd aangevallen wegens zijn onvoldoend ministerieel beleid, lid der Tweede Kamer voor 't kiesdistr. den Haag (Juni 1873 - Mei 86 en andermaal van Mei 1888 - Sept. 91). Met zijn vriend Wintgens en nog enkele anderen (Corver Hooft, Insinger) was Mr. R.J. Schimmelpenninck hier in de Kamer een der laatste vertegenwoordigers der conservatieve staatspartij. Hij stond in hooge gunst bij koning Willem III, aan wiens hof hij een voorname plaats innam en die hem dikwijls raadpleegde, met name sedert de crisis-periode 1866 8, waarin hij krachtig in monarchalen zin optrad tegen deliberale meeningen dienaangaande.
Gehuwd met Henriette Wilhelmine Elisabeth Melvil (geb. 1827, overl. 1876), wier vader hoofd was van het bankiershuis Hope & Co. te Amst., hield hij des zomers zijn verblijf op het fraaie landgoed onder Diepenheim, des winters in den Haag. Uit genoemd huwelijk werden acht kinderen geboren (5 zoons, 3 dochters).
Zie: v. Welderen Rengers, Parl. Gesch. Nederl. van 1849-1891, Register; Rietstap, Wapenb. Ned. adel (1887) II, 139; Castoret Pollux, In de Tweede Kamer (1881, 160); Frans Netscher, In en om de Tweede Kamer (1889), 148.
Zuidema