S.
[Sacherus]
SACHERUS, Cisterciënserabt van Aduard, overl. 17 Dec. 1422, bestuurde 2 jaar en 18 weken de abdij, in droevigen toestand nagelaten door zijn voorganger, Menardus en door zijn onwaardig gedrag nog meer tot verval gebracht. Spoedig na zijne keuze tot abt, had hij moeilijkheden over het verkrijgen der abtswijding met zijn diocesaanbisschop van Munster. Mogelijk is echter, dat de Aduarder kroniek over dit feit niet juist is. Als abt van Aduard onderteekende Sacherus den vrede of zoen tusschen Groningen en Ommelanden, en tusschen Oostergoo en Westergoo, 2 Feb. 1422.
Sacherus was een geletterd man, die zijne studiën voltooid had te Keulen, hetzij aan de Universiteit of aan het Cisterciënsercollege aldaar. Bovendien was hij een bekwaam musicus, die bijna elk muziekinstrument bespeelde. Voor het beheer of bestuur der abdij voelde hij niet den minsten lust, zoodat hij de abdijgebouwen hoe langer hoe meer liet vervallen, de bronnen van inkomsten verwaarloosde. De monniken, wier getal zeer verminderd was leden armoede en gebrek, zelfs ontvingen zij geen bier meer aan tafel en werden de spijzen hun karig toegemeten, terwijl de abt zich met zijn gasten gedroeg als ‘letus et bonus conviva’. Zijn dood was een geluk voor de abdij, waar spoedig eene hervorming plaats had, die reeds lang in de andere Friesche kloosters, door het ijveren van Boingus, den hervormer der Cisterciënsers, was ingevoerd.
Zie: Hist. ep. Groning. 36; Brugmans, Kroniek van Aduard, 64; Nanninga Uiterdijk, Geschiedenis der Bernardijnen te Aduard, 52-53.
Fruytier