Jezuïet Ignatius Hartoghvelt. Na een oponthoud te Coimbra, verlieten zij 30 Maart 1656 Lissabon, en kwamen 6 Nov. te Coa aan. Te voet zette R. zijn reis voort langs de Malabaarsche, Visschersen Transvancore-kust, en stak toen naar Siam over, waar zijn reisgezel Hartoghvelt in 1658 te Yoethia bezweek. In hetzelfde jaar bereikte R. Macao, en drong in 1659 met den later zoo beroemden astronoom van 't keizerlijk hof, pater Verbiest, China binnen. De stad Tsjang-kso in de provincie Nanking werd hem als standplaats aangewezen: van daar uit bediende hij 17 kerken en 22 staties. De christenen door hem gevormd, herkende men aan hun godsvrucht, ijver en kennis van den godsdienst. Veel stoffelijken steun vond hij bij de rijke en voorbeeldige christin Candida Hiu.
De lasteringen van Yan-kwan-sien deden tijdens de minderjarigheid van keizer Kang-hi een hevige christenvervolging uitbreken: de missionarissen werden gevankelijk naar Peking gevoerd, daarna naar Kanton verbannen en gedurende 6 jaar in de kerk gevangen gehouden. R. begreep, dat deze vervolging haar voornaamsten grond had in de vreemde nationaliteit der missionarissen. Om den tegenstanders dit wapen uit de hand te slaan, dacht hij aan de opleiding van een inlandsche geestelijkheid, en meende dat het toestaan eener kerkelijke liturgie in de chineesche taal dit plan zou bevorderen. Hij zond daarover in 1667 aan den generaal der orde Oliva een uitvoerig memorandum (afgedrukt in Analecta Bollandiana XXXIII (1914), 279-93). Eerst in 1671, toen keizer Kang-hi van de onschuld der missionarissen overtuigd was, keerden zij naar hun christengemeenten terug. Nog 5 jaren heeft de Rougemont den onderbroken arbeid voortgezet. Op reis naar het eiland Tsong-ming werd hij ziek te Tsjang-tsjoe en overleed er in de armen van pater Couplet. Zijn trouwe christenen kwamen het lijk van hun geestelijken vader opvorderen en droegen het twee dagreizen ver, om het op den berg Voxan buiten de stad Tsjang-kso plechtig te begraven. Den tijd zijner gedwongen werkeloosheid had hij gebruikt om zijn Historia Tartaro-Sinica nova (Lovanii 1673) saam te stellen, waarin hij de vervolging, waarvan hij het slachtoffer werd, omstandig verhaalt. Dit werk was te voren door Seb. de Magalhaens in 't portugeesch vertaald: Relaçam do Estado politico e espiritual do Imperio de China (Lisboa 1672). Zeer verdienstelijk maakte zich de Rougemont voor de kennis der chineesche letteren. Met de paters Intorcetta, Herdrich en Couplet ondernam
hij het belangrijke werk: Confucius Sinarum philosophus. dat in 1687 op bevel van Lodewijk XIV te Parijs ter perse werd gelegd.
Nog zijn een vijftal godsdienstige werkjes in 't chineesch van hem bekend.
Zie: Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique IX (1872), 1-28; XXXIX (1913), 21-54; Jaarboekje van Alberdingk Thijm 1897, 151-180; Sommervogel, Biblioth. d l. Comp. de Jésus V, 309; VII, 230; II, 1564 no. 12.
van Miert