[Ridderhof, Cornelis]
RIDDERHOF (Cornelis), geb. te Dordrecht 6 Sept. 1811, overl. aldaar 17 Juli 1890, was de zoon van Nicolaas Ridderhof en Machelina van Mechelen. Hij was van eenvoudige afkomst, was eerst houtzaagmolenaar, en werd daarna uurwerkmaker. Zijn lust tot lezen bracht hem niet alleen tot den ouden boekhandel, maar ook tot het aanleggen van een uitgebreide bibliotheek. Hij was van litteratuur goed op de hoogte en schreef ook een aantal verzen, waarin hij den toon van Bilderdijk en da Costa navolgde. Zijn voornaamste gedichten zijn: Neerlands Leeuw (Dordr. 1863): De Kerstnacht (Dordr. 1864); De Eersteling uit de Dooden en Moderne Wijsheid (Dordr. 1866); Zangen in het land mijner vreemdelingschap (Dordr. 1870); 1 April 1872 (Dordr. 1872); Stoom en Spoor (Dordr. 1874); Felan en Dathi (in den trant van Ossian) (Dordr. 1875).
Zie: Dordr. Courant van 20/21 Juli 1890.
van Dalen