destijds in Utrecht opgerichte beetwortelsuikerfabriek, waarvoor hij zich na zijn huwelijk in 1871 in deze stad metterwoon ging vestigen. Zes jaar later, op 32-jarigen leeftijd, zag hij zich hier tot lid van den gemeenteraad gekozen, terwijl hij in 1885 tot wethouder en bij Kon. Besluit van 28 Oct. 1891 tot burgemeester van Utrecht benoemd werd, als opvolger van Mr. W.R. Boer. Buitengewoon veel heeft R. als lid van den Raad, als wethouder en als burgemeester voor de stad zijner inwoning gedaan. Eenstemmig is de lof hem hieromtrent toegebracht: het onderwijs werd verbeterd, de belastingen hervormd, het verkeer bevorderd, straten en pleinen verbreed, nieuwe parken aangelegd, electrische verlichting ingevoerd, de geheele stad verfraaid en uitgebouwd. Bij de aanvaarding van zijn burgemeestersambt telde de gemeente Utrecht een bevolking van 87.000 zielen, in 1908 was dit cijfer aangegroeid tot 115.000. Sedert 1880 was R. ook lid van de Prov. Staten van Utr., sinds 1891 eveneens curator der Utrechtsche hoogeschool. Voorts was hij regent van de Gods- en Gasthuizen te Utrecht enz. ‘In al de door hem bekleede ambten heeft dr. B. Reiger uitgeblonken als een man van superieuren aanleg, begaafd met een helder hoofd en een edel hart. Hij was een groot en een goed man.’ Honoris causa verleende de Senaat der Utrechtsche universiteit hem het doctoraat in de Staatswetenschappen.
Een borstbeeld van hem werd te Utrecht in de Maliebaan opgericht.
Zie: G.H. van Bolhuis in Utrechtsch Jaarboekje 1909, i-xvi, en Prov. en Sted. Utr. Dagbl. van 31 Jan., 3 en 4 Febr. 1908.
Zuidema