volprezen’ abt Henricus de grootste zorg voor het zielenheil zijner monniken, zonder het toezicht te verwaarloozen over de bezittingen en bouwwerken der abdij. Menige verbetering aan de kloostergebouwen en aan de kerken was aan hem te danken. Op de abdijkerk, een kathedraal gelijk, deed hij een nieuw dak leggen, een gebeurtenis, welke door den kroniekschrijver werd geboekt met een latijnsch vers van den monnik Arn. Grijp. Dezelfde beknopte kroniek maakt over den persoon van abt Henricus, behalve eene uitbundige lofprijzing, bijna niets bekend. Wel deelt zij mede, dat de abt de bezittingen vermeerderde, doch weet niets over de waterschapsaangelegenheden, waarin de abdij vooral onder abt Henricus aanhoudend betrokken was. De talrijke oorkonden in het Groninger archief, waarin de abt herhaaldelijk voorkomt, getuigen nog van zijn groote werkzaamheid in het beslissen van moeilijkheden over afwatering, het onderhoud der dijken en sluizen, alle gewichtige belangen voor de landerijen der abdij. Stilzwijgend gaat de kroniek voorbij, dat bijzonder onder abt Henricus de wetenschappelijke belangstelling in de abdij haar hoogtepunt bereikte. De abdij telde toen verschillende geleerde monniken; bij afwisseling vond men binnen hare muren een grootere of kleinere groep van Nederlandsche of Westfaalsche geleerden, die zich in vraagstukken betreffende onderwijs, opvoeding, enz. verdiepten, of inlichtingen over boeken en bibliotheken zochten te verkrijgen. Men trof er aan Rud. Agricola, Alex. Hegius, Gos. v. Halen, de bekende pastoors van Groningen, Wilh. Frederici en Everhard Jarghes, Joh. Canter, enz. Een bijzondere vriend en gast van den abt was de beroemde Wessel Gansfoort, die gedurende zijn verblijf in Aduard veel invloed op de kloosterlingen
uitoefende, en zelfs met den abt het plan uitwerkte om de abdijscholen opnieuw tot bloei te brengen. Onder den opvolger van abt van Rees bleef dit plan onuitgevoerd. Bronnen om de namen en verhoudingen van de geleerde gasten van Aduard nader te kennen vindt men in: Familiarium epistolarum compendium, uitgegeven 1477 door Ant. Liber van Soest en in den brief van Gos. v. Halen aan den monnik Hardenberg in Aduard, 23 Nov. 1528, meermalen reeds gedrukt.
Abt H. van Rees was tegenwoordig met den abt van Klaarkamp, bij de verdeeling der gemeenschappelijke goederen tusschen de Cisterciënserkloosters Gallilea te Burum en Gerkensklooster. Aan het klooster zijner orde te Eppinghoven, door oorlog in armoede gekomen, schonk abt Henricus eene ruime gift. In 1480 ontving hij het hoofd der orde, den abt van Cîteaux in zijne abdij. Deze beroemde abt, Joh. Cirey, had de vereering der Zaligen Emmanuel en Richardis te Aduard opgemerkt, en plaatste hunne namen op de lijst der gelukzaligen en heiligen der orde, die hij kort daarna liet drukken.
Toen abt Henricus zwak en ziekelijk was geworden, deed hij in tegenwoordigheid van den vaderabt van Klaarkamp, Joh. van Goch, afstand van zijne waardigheid, opdat hij zijne medebroeders bij het kiezen van een opvolger met raad zou kunnen ter zijde staan. Drie weken daarna overleed hij, 1 Dec. 1485, en werd in het kapittel, de gewone begraafplaats der abten, bijgezet.
Zie: Nanninga Uitterdijk, Gesch. der Bernardijnen te Aduard (Groningen 1870) 57-65; Brugmans, De Kroniek van Aduard 66-70; Charterboek van Vriesland I, 691; Dicks, Die Abtei Camp am Niederrhein