bekwaamd te zijn, werd hij in 1811 als theol. student aan de Utrechtsche hoogeschool ingeschreven en promoveerde aldaar 15 Juni 1818 tot Theol. Dr. op een Specimen de secunda Epistola Johannea. Heringa was in Utrecht zijn meest geliefde leermeester. Achtereenvolgens werd Rambonnet benoemd tot predikant te Eemnes-Binnen (1818), te Hillegom (1830) en te Kampen (1832). In 1866 werd hij emeritus. Tweemaal gehuwd: in 1818 met Sara Magdalena van Loenen, in 1835 met Josina Cornelia de Vriese, weduwe J.C. Renno, had hij uit beide huwelijken kinderen.
Rambonnet was lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden, heeft echter weinig of geen geschriften in het licht gegeven; alleen een viertal preeken. Des te vruchtbaarder was hij in zijn herderlijk werk.
Zie: J.J. Prins in Levensber. Letterk. 1874, 17.
Zuidema