[Punt, Jan]
PUNT (Jan), geb. 2 Apr. 1711 te Amsterdam, gest. aldaar 18 Dec. 1779, was graveur, maar verbond zich in 1732 als tooneelspeler aan den Amsterdamschen Schouwburg, waar hij al spoedig de eerste rollen vervulde en in 1737 een speelloon had van ƒ 5.25. Punt was een leerling van Cornelis Bor. In 1733 trouwde hij de tooneelspeelster Anna Maria de Bruin; men zeide, dat hij ter wille van haar aan het tooneel was gegaan. Hij speelde o.a. de titelrol in Rhadamistus en Zenobia, Achilles, Karel erfprins van Spanje, Mithridates, Konradijn, Arminius en Herodes en Mariamne, Caesar in Julius Caesar en Cato, Philips in Jacoba van Beijeren, van der Werff in De belegeringhe van Leyden. Ook in blijspelen trad hij op, o.a. in de titelrol van De dobbelaar en De glorieus en als één der Quirijns in De gelijke tweelingen. Een jaar na den dood zijner vrouw (1744) verliet Punt het tooneel en wijdde zich alleen aan de graveerkunst, waarin hij naam maakte. Maar in 1753 kwam hij terug aan den Schouwburg - in 1748 was hij hertrouwd met Anna Maria Chicot, dochter van een kunsthandelaar en geen tooneelspeelster - en nam er zijne vroegere plaats weder in, terwijl hij bovendien in 1755 kastelein van den schouwburg werd. Behalve de bovengenoemde rollen speelde hij de titelrol in Pyrrhus, Demophontes, Romulus, Den grooten Bellisarius, Louis de Vargas, Ferdinand Cortez, Heraclius, enz. Zijn spel werd door velen geprezen, door anderen zeer gelaakt; in de tooneeltijdschriften dier dagen werd hem telkens zijn schreeuwen verweten. Het schijnt vooral aan hem te wijten, dat in den schouwburg de eenvoudige, natuurlijke declamatie van vroeger geheel ontaardde; bovendien was hij wat
kostumes en tooneelschik-