[Poel, Petrus van den]
POEL (Petrus van den), to Poel, Polenius, geb. te Wachtendonk 1595, zoon van Gerardus van den Poel (overl. 18 Juni 1637), burgemeester aldaar, overleed 12 Aug. 1667 te Keulen. In zijne jeugd had Petrus met vrucht degelijke studiën gemaakt. 1616 komt hij voor als student aan de universiteit te Keulen. 17 April 1617 werd hij als novice der Cisterciënserabdij Kamp in het hof der abdij te Rijnberk gekleed. Tot bestuurder van het kamperhof te Keulen werd hij 1624 aangesteld. Daarna was hij gedurende vele jaren biechtvader der Munsterabdij O. Cist. te Roermond. Hij was nog in deze betrekking, toen hij 8 Juni 1636 met algemeene stemmen tot abt gekozen werd. Paus Urbanus VIII stond 19 Aug. 1636 aan abt Petrus en zijne opvolgers het gebruik der pontificalia toe. Petrus van den Poel kan men als tweeden stichter van Kamp beschouwen. Niettegenstaande voortdurende oorlogen begon hij met moed den bouwval der abdij weder bewoonbaar te maken en schoone nieuwe gebouwen op te trekken. Het neerhof der abdij werd opnieuw ingericht, de velden bebouwd en eindelijk na de 60-jarige ballingschap te Rijnberk, Neuss, Keulen, bracht hij 1640 de kloosterlingen in de oude abdij terug. Een gedeelte dezer onkosten kon de abt dekken met het overschot van de gelden, opgebracht door den verkoop der hofsteden, tienden en landerijen van de abdij Kamp rond Nijmegen, namelijk te Burgharen, Leur en Neerkasselt. Drie amsterdamsche burgers Joh. Biscop, dokter in de medicijnen, Lucas Klaasen en Johannes de Winningen, hadden deze bezittingen voor ruim 91,000 hollandsche gulden van zijn voorganger gekocht. 28 Dec. 1621 Abt Petrus was een trouwe vriend van den geleerden Jacobus Merlo Horstius (van Horst), dien hij begunstigde en steunde in de uitgave der
Opera s. Bernardi. Bijzonder verdienstelijk maakte hij zich, toen Rijnberk 1633-71 in de macht der Staten van Holland was en aldaar en in de omliggende dorpen de uitoefening van den katholieken godsdienst onderdrukt werd. Hij belastte zijne monniken met de zielzorg in die plaatsen en voorzag in het onderwijs door het stichten van scholen. Na 28-jarig bestuur in de moeilijkste tijden, deed de abt afstand van zijn waardigheid 1664. Drie jaar later overleed hij in het Kamperhof te Keulen en werd in de kerk St. Johannes en Kordula begraven. Zijn portret, in 1639 geschilderd, wordt bewaard in de sacristy der voormalige