Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Parker, Pieter Triael]

PARKER (Pieter Triael) was van 1640 tot 1646 met kleine tusschenpoozen als tooneelspeler aan den Amsterdamschen Schouwburg verbonden, waar zijn speelloon ƒ 1 tot ƒ 2 bedroeg. In 1641 speelde hij daar den rei van priesters en Benajas in Vondel's Gebroeders, in 1644 Porcelio in Rodenburg's Jaloersche Studenten. Hij schijnt schilder van beroep te zijn geweest, want in 1644 ontving hij ƒ 10 voor het schilderen van schermen. In den zomer van 1642 behoorde hij een tijd lang tot een reizend gezelschap, dat zich ‘Nederduitsche Commedianten ofte Nederlantse Bataviers’ noemde, en sedert 1647 maakte hij deel uit van Fornenbergh's reizenden troep, deed met dezen den grooten tocht naar Noord-Duitschland en de Scandinavische landen en

[p. 1068]

keerde in 1667 naar den Haag terug. Hij was een Engelschman van afkomst - misschien heeft hij vóór 1640 tot een troep Engelsche comedianten behoord - en heeft John Mason's Muliasses the Turke (1610) in Hollandsch proza vertaald, dat door zijn collega Dirk Kolbergen berijmd en in 1652 op den Schouwburg is gebracht.

Zie: Kossmann, Das Niederländische Faustspiel des 17. Jahrhunderts 103, 105, 109, 112; dez., N. Bijdr. tot de gesch. v.h. Nederl. toon. in de 17e en 18e eeuw 4, 9, 146.

Worp