[Paffenrode, Jhr. Joan van]
PAFFENRODE (Jhr. Joan van), vrijheer van Ghussigny, geb. in 1618 te Gorcum, gesneuveld 24 Juni 1673 bij de verdediging van Maastricht, was een zoon van Jhr. Jacob van Paffenrode, van 1617-52 drossaard van Gorcum, en van Willelmina van Arkel. Hij kreeg eene geletterde opvoeding, maar koos al vroeg den krijgsmansstand en maakte o.a. den ongelukkigen veldtocht van 1638 mede, natuurlijk als vrijwilliger, zooals toen de gewoonte was voor deftige jongelieden, die dan langzamerhand eene plaats als vaandrig, luitenant, enz. verwierven. Vóór 1646 is hij getrouwd met Anna Maria van Dam; 2 April 1650 deed hij den eed als kapitein en in 1652 werd hij na den dood zijns vaders commandeur militair van zijne geboortestad, later luitenantkolonel. Hij woonde te Gorcum in het groote huis van zijn vader, dat door tuinen was omringd, en verdreef de eentonigheid van het garnizoensleven door het schrijven van gedichten, tooneelspelen en van een historisch-militair werk. In 1657 kwam uit De klucht van Sr. Filibert, Genaemt Oud-Mal (herdrukt in 1663), in 1661 De bedrogc girigheid ofte Boertige Comoedie van Hopman Ulrich (herdr. in 1663, 1665 en z.j. (2), beide wel aardige stukjes. In 1662 volgde het treurspel Den Onder-Gang van Jonk- Heer Willem van Arkel, ontleend aan Abraham Kemp's Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel, Ende Jaar-Beschrijving der Stad Gorinchem (1656); het is een treurspel met reien. Door de vertaling in dichtmaat van eene episode uit de Metamorphosen van Ovidius, nl. den Wapen-twist tusschen Aiax en Ulysses (1664) bewees Paffenrode, dat hij zijn Latijn nog niet vergeten had. Ook kleinere gedichten, o.a. een onkiesch bruilofsdicht, zijn door
hem geschreven; zij zijn met zijne tooneelstukken gedrukt in Gedichten van J. van Paffenrode (1669), welke bundel, vermeerderd met nog verscheiden verzen onder verschillende titels - er waren vele nadrukken bij -