[Nagtglas, Frederik]
NAGTGLAS (Frederik), zoon van Cornelis Johannes Nagtglas en Maria Ruyghart, geb. te Utrecht 7 Nov. 1821, gest. te de Bilt 21 Aug. 1902. Hij genoot lager en gymnasiaal onderwijs, maar kwam niet tot een academische loopbaan. Integendeel trad hij in Nov. 1838 als vrijwilliger bij de infanterie in dienst, maar bracht het door omstandigheden niet tot officier. In Mei 1845 werd hij, na gestudeerd te hebben aan de academie te Delft, benoemd tot arrondissementsijker te Zierikzee, vanwaar hij 1 Jan. 1852 naar Middelburg werd verplaatst; 15 April 1875 werd hem eervol ontslag verleend. Daardoor en door allerlei maatschappelijke functiën (hij bleef tot 1884 in Middelburg wonen) had hij gelegenheid Zeeland grondig te leeren kennen. Veel heeft hij gedaan als bestuurslid van het Zeeuwsch Genootschap; in het museum richtte hij de oude Zeeuwsche kamer in. Veel heeft Nagtglas ook over Zeeland en de Zeeuwen geschreven; vooral moeten zijn twee hoofdwerken worden genoemd: Zelandia illustrata. Verzameling van kaarten, portretten, platen enz. betreffende de oudheid en geschiedenis van Zeeland, toebehoorende aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (Middelburg 1866-80, 2 dln., met vervolgen), begonnen door M.F. Lantsheer, voortgezet door Nagtglas, voltooid door M. Fokker; ten andere de Levensberichten van Zeeuwen, zijnde een gevolg op P. de la Rue, Geletterd, staatkundig en heldhaftig Zeeland (Middelburg, 1886-93, 4 st.), voor een deel bewerkt uit de aanteekeningen van de la Rue, de te Waters en de Wind. Onder Nagtglas' overige werken moeten nog worden genoemd Voor honderd jaren (Leeskabinet 1865, herdr. Utrecht 1886), geput uit de papieren van een tijdgenoot, en vooral Hoe het was en
hoe het werd. Een blik op het maatschappelijk leven in de laatste zestig jaren (Utrecht 1894), waarin tal van persoonlijke herinneringen omtrent de veranderingen in het maatschappelijk leven, die van hoe langer hoe meer waarde zullen blijken te zijn, naarmate deze periode verder af komt te liggen. Ook half romantische verhalen heeft Nagtglas gegeven, zoo zijn laatste werk: De gouden draad. Twee eeuwen uit onze familiegeschiedenis. Waarheid en verdichting (Utrecht 1898). Zijn nagelaten aanteekeningen bevinden zich bij het Zeeuwsch Genootschap.
Nagtglas huwde in 1848 Maria Petronella Wilhelmina Ermerins, geb. in 1824, die hem in 1871 ontviel, in 1873 Françoise Caroline Gunning, die hem overleefde.
Zie: W. Polman Kruseman in Levensb. Lett. 1903-04, 320 vlg.
Brugmans