[Molenaar, Isaak]
MOLENAAR (Isaak), geb. 3 Aug. 1776 te Crefeld, waar zijn vader het leeraarsambt bij de Doopsgezinde gemeente bekleedde, en overl. ald. 18 Apr. 1835. Hij bezocht de latijnsche scholen zijner vaderstad en werd student bij de kweekschool der Doopsgezinden te Amsterdam, waar hij den lateren hoogleeraar Matthijs Siegenbeek nog als student aantrof en met hem o.a. Pope's Essay on man las. Na een vijftal jaren te Amsterdam te hebben doorgebracht, keerde hij naar de moederlijke woning (zijn vader was vroeg gestorven) terug en zette vervolgens zijn studiën te Jena voort. Hier genoot hij het huiselijk verkeer van den hoogleeraar Griesbach en den omgang van Schiller. Van Jena keerde hij naar Amsterdam terug, voltooide hier zijn studiën, werd in 1804 proponent en nog in hetzelfde jaar predikant te Zutphen. Twee jaar later werd hij naar Groningen, in 1808 te Zaandam, en in 1814 te Leiden beroepen. Hier bleef hij tot 1818, toen hij te Crefeld beroepen werd.
De verdiensten van I. Molenaar zijn door de hoogleeraren Sack, Siegenbeek en Swart uitvoerig vermeld; door den laatste in een afzonderlijke redevoering, 2 Maart 1837 te Amsterdam in ‘Felix Meritis’ uitgesproken, door de beide eersten voor de door hen (na zijn dood uitgegeven) bundels zijner leerredenen. Hij huwde Judith Allier.
Men heeft van hem:
Leerredenen van Isaac Molenaar: laatst predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Crefeld, uitgegeven door de Hoogleeraren van der Palm, Siegenbeek en Muller (Amst. 1836) en Predigten von Izaak Molenaar etc. (Meurs 1836).
Zie: Siegenbeek, Brief aan S. Muller vóór de Leerred., N. Swart in Vad. Letteroef. 1837, 381.
Zuidema