[Meulen, Marinus Ernestus van der]
MEULEN (Marinus Ernestus van der), zoon van L.C. van der Meulen en A.E.L. van Harlingen, geb. te Tienhoven 18 Nov. 1826, gest. te 's Gravenhage 24 Maart 1904. Hij genoot voorbereidend onderwijs te Alkmaar en te Maastricht en werd 25 Maart 1845 te Utrecht als student in de godgeleerdheid ingeschreven. Hij deed geregeld zijn examens, ten slotte in Mei 1851 zijn doctoraal en 6 Aug. d.v.a. zijn proponents-examen voor het provinciaal kerkbestuur van Overijsel. 3 Dec. d.a.v. werd hij beroepen tot predikant te Kruisland, waar hij 18 April 1852 zijn intrede deed. In 1856 vertrok hij naar Terheide, in 1859 naar Neede, eindelijk in 1862 naar Bolsward, waar hij lange jaren werkzaam is geweest, totdat hij 1 Oct. 1898 zijn eervol emeritaat verkreeg. Daarenboven zat van der Meulen in allerlei kerkelijke besturen en was ook op maatschappelijk gebied werkzaam; aan de Maatschappij van weldadigheid en de krankzinnigeninrichting te Gheel gaf hij veel toewijding. De vrijzinnige, ten slotte de moderne beginselen op godsdienstig gebied werden door hem met overtuiging beleden en gepredikt; van zijn preeken zijn eenige uitgegeven. Zijn historische studiën betreffen Friesland en vooral Bolsward, welks archivaris hij sedert 1889 was. Allerlei publiceerde hij in De vrije Fries en andere periodieken. Voor het behoud van de kunstschatten van zijn stad streed hij warm en met succes. Zijn hoofdwerk is Bolswards kunst en kunstgeschiedenis (Sneek 1888), dat over dit onderwerp het standaardwerk is gebleven. Later gaf