[Messing, Simon Theodorus]
MESSING (Simon Theodorus), geb. te Doetichem 17 Febr. 1793 uit Martinus M. en Catharina Westerman, overl. te Bemmel 5 Jan. 1846. Hij volbracht zijne hoogere studiën te 's Heerenberg en werd priester gewijd in Juli 1816. Achtereenvolgens stond hij als kapelaan te Zieuwent, Delft, Wijnbergen, Arnhem. Als pastoor was hij werkzaam te Wijnbergen tot 1829, toen hij werd overgeplaatst naar Bemmel, waar hij tot zijn dood verbleef. Hij is vooral bekend om zijne eigenaardige volkspredikatiën. Hij schreef: De dood van Jezus en van de zonden. Zes overwegingen in de Vaste (Bosch 1827): Het jubilé van Gregorius XVI en het jubeljaar 1833. Drie homelien (Bosch 1833); Verhoor van twee getuigen ter zake van den priester, die zoekt te huwen (Bosch 1834); Waarom is den Roomsch-catholijken, die God nog vreest, zijne kerk zoo dierbaar, dat hy gaarne gehoorzaamt? eene kermispreek, voorgedragen te Bemmel. Ten geleide der afkondiging van het door Zijne Hoog- Eerwaardigheid A. Antonucci, den XXX dag MDCCCXXXIV hernieuwde verbod op nachtelijke bijeenkomsten van ongelijke personen (Almelo 1834); Het boek Jonas, een vastenexempel (Bosch 1836); De boetgezant van de Jordaan (Bosch 1837); Het Moedergodsbeeld. Een nieuwjaarsgeschenk (Bosch 1839); Willebrordus, heer van Elst geworden, zond een priester naar zijn domein. Waarom? Of wie voedt het volk op (Arnh. 1839); De H. Willebrordus, apostel van Nederland; eeuwredc op diens elfde eeuwfeest (Arnh. 1839).
van der Heijden