staatssecretaris Walsingham geraadpleegd over de plannen der Nederlanders ten opzichte van aartshertog Matthias van Oostenrijk, die kort te voren was aangekomen. Meetkercke werd 21 Dec. tot lid van den Raad van State benoemd; 31 Dec. deed hij verslag van zijne zending naar Engeland. De Raad van State zond hem 20 April 1578 naar de vergadering der Staten-Gen.; hij nam deel aan de onderhandelingen met Frans van Anjou te Mons (Juni) en aan die, welke te Mechelen en Leuven door bemiddeling van den Keizer werden gehouden, om een vrede met Spanje tot stand te brengen (Aug.). Matthias en de Staten-Generaal vaardigden hem af naar Artois (13 Dec.), welk gewest zich evenals Henegouwen met Spanje dreigde te verzoenen. Om dit te verhinderen stelde Meetkercke vele pogingen in het werk (Jan. en Mrt. 1579). Herhaaldelijk ook werd hem de opdracht verleend, om de dweepzieke Calvinisten van Gent tot rede te brengen. (1579). Tot afgevaardigde naar den vredehandel van Keulen benoemd (10 Jan.), woonde hij de opening van dit congres bij (8 Mei), nam aan de besprekingen deel en bracht daarover namens zijne mede-afgevaardigden rapport in de Staten-Generaal uit (4 Dec.). Hij verkreeg Juni 1580 van de Staten van Vlaanderen toezegging van werving van troepen ten behoeve der Staten-Generaal. 24 Juli werd hij aangewezen tot President van den Raad van Vlaanderen, die aartshertog Matthias zou ter zijde staan. In dezen tijd is Meetkercke te Antwerpen openlijk overgegaan tot het Protestantisme. Op diens reis door de Nederlanden begeleidde hij Frans van Anjou (1582). Toen deze door verraad zich trachtte meester te maken van Antwerpen (17 Jan. 1583), werd Meetkercke aangewezen, om te trachten de goede verstandhouding met den hertog te herstellen.
Meetkercke week vervólgens naar Noord-Nederland uit. Hij werd met den predikant Villiers en Mr. Nicasius Sille door de Staten-Generaal aangewezen, om een vertoog betreffende den moord op prins Willem op te stellen, het Discours de l'assassinement (gedrukt 20 Aug. 1584). Met ijver bleef hij de zaak van den opstand dienen. Zoo beijverde hij zich, om het belegerde Antwerpen van levensmiddelen te voorzien en wikkelde zich in een twist met Blois van Treslong, die hierbij talmde. Hij behoorde tot degenen, die hulp in den oorlog tegen Spanje in Engeland wilden zoeken en kwam daardoor in hooge gunst bij den graaf van Leicester, die hem tot lid van den Raad van State verhief (24 Jan. 1586). Hierin had hij zitting, tot dat de Staten-Generaal na ontdekking van het verraad der engelsche officieren, het college opnieuw bezette (4 Febr. 1587) met wering der Zuid-Nederlanders, wier invloed op den landvoogd men afkeurde.
Na dien tijd verkeerde hij blijkbaar in moeilijke omstandigheden, daar hem te Leiden, waar hij zich gevestigd had, op zijn verzoek werd toegestaan vrijdom van belastingen te genieten, evenals de professoren (15 Juni). Hij moest echter de stad ontvluchten, toen de samenzwering, door de aanhangers van Leicester aldaar gesmeed, ontdekt werd (Oct.). Hij vluchtte naar Engeland en is in de Sint-Pauls-kerk te Londen begraven.
Meetkercke was gehuwd met Jacqueline de Cerf, uit welk huwelijk vier zoons geboren werden, Anthony, geb. 1567 en gesneuveld bij de bestorming van Zutphen 7 Oct. 1584, Nicolaas (die volgt), Boudewijn en Adolf, die in engelschen dienst traden en eene dochter Anna, gehuwd met Coudette en later met Paul Knibbe, Raad van den koning van Dene-