opvoeding van haar kinderen zich ijverig bemoeid met onderwerpen van paedagogischen aard. Nu opende zij een dagschool, die op den duur veel opgang maakte en die den franschen tijd dan ook lang heeft overleefd.
Maar tevens begon de werkzaamheid van het schrijven van tal van boekjes, ten gebruike bij het onderwijs, waarvan het eerste, een Leer en leesboek over de taal, anoniem verscheen in 1811. Tot haar dood toe heeft mevr. v.M. zich vervolgens een goeden naam verworven door haar opvoedkundige en letterkundige werkjes. Deze waren meest zeer godsdienstig getint, zooals zij ook over onderwerpen van zuiver godsdienstigen aard gaarne schreef. Een periodiek, door haar geredigeerd van 1821-43, was Penelope, een maandwerk, dat grootendeels gewijd was aan de beoefening der fraaie handwerken en vereerd werd met de inteekening van H.M. de Koningin (geïllustr. door C. Borsteegh). Ook gaf zij een beschrijving, in briefvorm, van den Belgischen opstand en van den heldendood van van Speyk. (Later aangevuld door De onlusten in België, beschouwd in derzelver aanleiding, begin en voortgang. Haarlem 1834). Merkwaardig zijn mede haar reisbeschrijvingen betreffende het Koninkrijk der Nederlanden, vooral wegens de opmerkingen over onderwijstoestanden, die hierin voorkomen.
Steeds bleef zij zich ernstig bezighouden met de opleiding van het opkomend geslacht, zooals blijkt uit haar: Raadgevingen aan jongelieden bij het verlaten van de scholen of weeshuizen en hunne intrede in de wereld (Leeuw. 1823); Karakterschetsen .... uit de Bijbelsche Geschiedenis, voor jongelieden (Breda 1831); Opvoedingsleer voor beschaafde Christelijke moeders (Rott. 1838); Kinderbijbel (Amst. 1852) enz. Voor het tooneel schreef zij: Gumal en Lina, of het vermogen van het Christendom (Amst. 1829).
Veel deed zij bovendien op het gebied der philanthropie en hier volgde zij geheel haar neiging tot weldoen. Evenals de Engelsche schrijfster Elisabeth Fry, die haar in 1840 te Gouda een bezoek bracht, strekte zij haar menschenmin zelfs uit tot de gevangenen, die zij, in ons land een der eersten op dezen weg, in den kerker tot inkeer en beterschap trachtte te brengen.
Nog in haar ouderdom maakte zij persoonlijk kennis - de vervulling van een lang gekoesterden wensch - met den steeds door haar hoogvereerden dichter Tollens.
Haar dood werd diep betreurd. J. Herman de Ridder, predikant te Gouda, herdacht haar als de vrome vriendin van armen en ongelukkigen; mej. H.L.W. la Lau bracht haar eveneens een dichterlijke hulde; dankbare leerlingen en vrienden deden nog in het jaar van haar dood een gedenksteen plaatsen in de St. Janskerk te Gouda (verv. door J. Stracké).
Een biographie door haar oudste dochter is, als voorwoord, te vinden in De geschiedenis der Apostelen, na het overlijden van de schrijfster verschenen. Hierin is tevens opgenomen een, niet geheel volledige, lijst der werken van mevr. v.M. Van haar bestaan, in 's Rijksprentenkabinet, een drietal afbeeldingen door Ph. Velijn, F. Schroeder en een onbekende.
Zie verder: J. Herman de Ridder, De Wed. A.B. van Meerten, geb. Schilperoorl, herdacht; H.L.W. la Lau, Dichterlijke Hulde, toegebracht aan de nagedachtenis van wijlen Mevr. A.B. van Meerten, geb. Schilperoort; Schotel, Tollens en zijn tijd, 190; Cat. v.h. sted. mus. te Gouda. 117
Huges