en Aletta van Beveren. Uit deze huwelijken had hij verschillende kinderen, van welke een zoon, Abraham in Aug. 1595 overleed, en een dochter Alida geb. 6 Mei 1580, overl. 8 Aug. 1638, huwde met Cornelis van Beveren, burgemeester en schepen van Dordrecht. Door zijn huwelijk was Arend Maerteusz. een aanzienlijk man geworden. Hij bezat een groot vermogen, zoodat hij in 1622 de hoogst aangeslagene was in het Hoofdgeld (102 L.). Daarbij was hem in 1603 de heerlijkheid Schobbelandsambacht opgedragen door de weduwe van Adriaan van Blijenburg, terwijl hij later ook eigenaar werd der heerlijkheid Oost-Barendrecht, die hij kocht van Lamoraal, prins van Ligne, heer van Wassenaar. In 1625 stichtte hij te Dordrecht een oude-vrouwen hofje (met 38 woningen, en fraaien zandsteenen poortje) waarover zijne afstammelingen tot heden het bestuur hebben. In de regentenkamer van dat hofje vindt men de portretten van den stichter, zijne drie vrouwen, zijn dochter met haar echtgenoot en hare vier kinderen. Een ander portret van hem, door een onbekende, bij Douair. Repelaer van Spijkenisse, huize Dordtwijck te Dubbeldam.
Ook stichtte hij een beurs, uit welker onlosbare rente, te zamen ƒ 600. - bedragende, eenige studenten in de theologie hunne studie konden bekostigen. Deze rente wordt nog steeds door de stad Dordrecht uitgekeerd.
Zie: van de Wall, Handt. 1489, 1667. Dordtsche Schetsen no. 182 door Jan van de Maas in de Dordr. Crt..
van Dalen