Delft en niettegenstaande eene uitgebreide praktijk hem veel bezigheid gaf, was hij toch op wetenschappelijk gebied ook werkzaam. In 1798 werd hem door de Academie van Geneeskunde te Madrid een prijs van 640 realen toegewezen voor zijne verhandeling. Over het langzaam en moeilijk tanden krijgen. Hij trad op als mede-redacteur van het Geneeskundig Magazijn (Delft, 1801-05) en van de Geneeskundige Bijdragen, III (1830).
In 1806 werd hij benoemd tot lid van de provinciale geneeskundige Commissie te 's Gravenhage; deze en andere betrekkingen maakten, dat hij minder tijd kon besteden aan het schrijven van wetenschappelijke bijdragen, maar toch kreeg hij als practicus een grooten naam. Als gevolg hiervan werd hij benoemd tot hoogleeraar in de geneeskunde aan de Leidsche hoogschool en aanvaardde hij op 2 Oct. 1824 deze betrekking met het houden eener redevoering: De med.-practicae doctore, fideli artis historico. 8 Febr. 1832, aftredende als rector magnificus, hield hij eene rede: De nonnullis philosophiae naturalis partibus cum institutione medicinae arctius conjungendis. Zoowel door zijne leerlingen als door zijne patienten werd hij ten zeerste gewaardeerd, daar hij aan eene nauwkeurige wijze van waarneming eene, op rijke ervaring berustende, behandelingsmethode paarde, waardoor hij groot vertrouwen inboezemde. Na in 1841 zijn emeritaat te hebben verkregen, bleef hij toch nog gedurende 2 jaar zijne functie waarnemen, omdat men er niet in slaagde zoo spoedig een opvolger voor hem te vinden. Hij hoopte zijne rust te kunnen veraangenamen met het bestudeeren zijner geliefde classici, maar werd hierin verhinderd door eene steeds toenemende vermindering van het gezichtsvermogen, die in bijna volkomen blindheid overging.
Zijn portret in de Leidsche Senaatskamer; het is gelithographeerd door F. Waanders.
Slechts enkele bijdragen bleven van hem bewaard: Beschrijving van eene wanstaltige menschelijke vrucht van zeven maanden dragts, veroorzaakt door eene gedeeltelijke samengroeiing van twee vruchten, in Geneesk. Magazijn, I, 2de. St., 1; Twee waarnemingen van genezene longtering, beide van zeer verschillende soort, door middel van de loodsuiker, Ibid. V, 3de. st. 57; Proeve ter beantwoording der vraag: Hoedanig behoort in den tegenwoordigen staat der geneeskunde en derzelver zusterwetenschappen de omvang van het onderwijs in de leer der geneesmiddelen te zijn, in Tijds. v. genees.-heel- verlos- en scheikundige wetenschappen v.h. Genoots. V.U.F. te Hoorn II (1828) 34.
Simon Thomas