[Lubach, Douwe]
LUBACH (Douwe), geb. 25 Dec. 1815 te Dokkum, overl. 11 Oct. 1902 te Kampen. In 1827 kwam hij op de latijnsche school te Haarlem, waar zijn vader Jacobus Lubach, conrector was. Na deze school afgeloopen te hebben, werd hij in 1831 ingeschreven als leerling van de klinische school aldaar. In 1836 deed hij met goed gevolg examen als stedelijk heelmeester, maar hiermede niet tevreden liet hij zich, 20 Oct. 1837, te Groningen inschrijven als student in de geneeskunde en promoveerde hij, 2 Jul. 1842, na verdediging van een proefschrift: De oleo jecoris aselli. Daarna vestigde hij zich te Haarlem, waar hij tot 1866 de praktijk uitoefende. In 1845 was hij opgetreden als algemeen secretaris van de Nederl. maatsch. tot afschaffing van sterken drank en in 1860 benoemd tot lector in de anatomie en physiologie aan de klinische school, welke betrekking hij bekleedde tot 1856, toen de school werd opgeheven. Kort daarna werd hij aangesteld tot adjunct-inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht voor Noord-Holland en in 1868 tot geneeskundig inspecteur voor de provinciën Overijssel en Drenthe. Als zoodanig vestigde hij zich te Kampen en bleef daar werkzaam tot 1897, toen hij om toenemende doofheid en gezichtszwakte genoodzaakt werd zijn ontslag te nemen. In 1851 was hij gehuwd met Johanna Christina Numan, die hem overleefde. Van 1860-68 was hij bibliothecaris van Teyler's stichting te Haarlem en gaf een wetenschappelijk bewerkten catalogus uit. De periode van grootste werkzaamheid valt gedurende zijn verblijf te Kampen, waar hij, niettegenstaande het vele tijdroovende administratieve en statistische werk aan zijne betrekking van inspecteur verbonden, als geleerde en hygiënist met woord en schrift veel gedaan heeft tot verspreiding
van wel populaire, maar toch degelijke, kennis op het gebied der hygiëne in haar geheelen omvang. Hierbij trachtte hij te bereiken: betere volkshuisvesting, goed drinkwater voor iedereen met geregeld toezicht op de hoedanigheid, goede doelmatige gemeente-reiniging, het voorkomen van vervuiling van openbare wateren, het voorkomen van aanhoudende vervuiling van den bodem, toezicht op de hoedanigheid der levensbehoeften, voedings- en genotmiddelen, algemeen toezicht van rijkswege op den handel en vervoer van het vee en de vleeschwaren met keuring door daartoe speciaal gediplomeerde veeartsen, het invoeren van abattoirs, meerdere geneeskundige hulp ten platten lande, vooral van goede verloskundige hulp, betere bezoldiging van gemeente-geneesheeren, en bescherming van de jeugd ten opzichte van on-hygiënische toestanden in de school en bij het onderwijs. Op geheel ander gebied was hij ook werkzaam, nam. als inspecteur bij de examens voor apothekers-bedienden en ook had hij meermalen zitting in de commissie belast met het afnemen van het eerste natuurkundig en het letterkundig-mathematisch examen, totdat ook met zijne medewerking beide ophielden, daar het eerste naar de universiteit werd overgebracht en het tweede verviel. In het Album der Natuur, waarvan hij oprichter en ruim 50 jaar redacteur was, komt een lange reeks van verhandelingen van hem voor over de meest verschillende onderwerpen, maar alle betrekking hebbende op den mensch