jongen Herman Schaepman. ‘In G. van Lommel, schrijft deze, vereer ik mijn eersten en besten leermeester op het gebied der historische wetenschap. Hij heeft mij de liefde tot de dingen van het verleden ingeprent, mij geleerd tot de bronnen te gaan en de bronnen te waardeeren’. In latere jaren heeft hij zich als ijverig navorscher in bibliotheken en archieven naam gemaakt. Zijn onderzoekingen golden vooral de geschiedenis der R.K. kerk, en bijzonder der Societeit van Jezus, in Nederland. Van 1863-66 arbeidde hij bijna dagelijks in de Kon. Bibl. te Brussel; ook in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen vond hij toegang. Gedurende den zomer van 1879 doorzocht hij de archieven en bibliotheken van Rome. In de tusschenliggende en volgende jaren tot 1888 copieerde hij in openbare en particuliere boekerijen en archieven van het vaderland. Zijn joviaal karakter maakte hem daar vele vrienden. Een gedeelte slechts zijner dikwijls zeer belangrijke vondsten publiceerde hij in De Godsdienstvriend (anoniem), Analectes pour servir à l'hist. ecclésiastique de la Belgique, De Katholiek, De Wachter enz., maar vooral in het Archief voor de gesch. v.h. aartsbisdom Utrecht en Bijdragen voor de geschiedenis v.h. bisd. Haarlem. De dood belette hem een zeer groot aantal verzamelde archivalia uit te geven. v.L. was geschiedvorscher, niet geschiedschrijver: slechts een enkele maal, en dan nog niet zonder vreemde hulp, verwerkte hij de historische gegevens. Aan v.L. dankte prof. R. Fruin het door hem uitgegeven Dagboek van den hopman Splinter Helmich, en Mr. Sloet verschillende documenten voor zijn Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen. De opgave der door hem uitgegeven bescheiden bij
Sommervogel l.c. is verre van volledig.
Zie: Levensber. Lett. 1895, 141; Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IX, 600-4.
van Miert