Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 917]
| |
gers. Hij studeerde te Leiden in de rechten, (ingeschr. 19 Apr. 1830) en promoveerde 1 Juli 1836 op Quaestiones juridicae tot Jur. Utr. Dr., vestigde zich in den Haag als advocaat en had hier weldra een drukke praktijk. In 1849 zag hij zich tot lid der Tweede Kamer gekozen, waarin hij omstr. 30 jaren zitting heeft gehad: van Febr. 49 - Apr. 53 voor 't hoofdkiesdistrict Gouda, van Febr. 55 - Sept. 73 voor 't hoofdkiesdistr. Almelo, van Nov. 78 tot de ontbinding der kamers Stat.-Gen. in Mrt. 88 voor 't hoofdkiesdistrict Dordrecht. Leerling van Thorbecke, betoonde hij zich zijn leven lang een warm vriend, een trouw medestander, een uitnemend verdediger van diens beginselen. Bij de onthulling van het standbeeld van den grooten staatsman, dat na diens dood te Amsterdam werd opgericht, was hij het die de gedenkrede ter eere van den geliefden leermeester uitsprak. Met zijn tijd meegaande, werkte v.d.L. nog het laatste jaar dat hij zitting in de Tweede Kamer had (1887) volijverig mee aan de herziening der grondwet van 1848. Als talentvol en scherpzinnig rechtsgeleerde klom hij op tot landsadvocaat en tot deken der Orde van advocaten bij den Hoogen Raad der Nederlanden. Zoowel in de rechtzaal als in het parlement was hij ten allen tijde een beminde en geachte persoonlijkheid, ‘een sieraad van den advocatenstand’, gelijk de schrijver van het eerste der onderstaande geschriften zegt. Mr. Gijs v.d. Linden (zoo werd hij in de wandeling genoemd) was een forsche verschijning, met sprekend gelaat en innemend uiterlijk, die als spreker zijn gehoor zeer wist te boeien. Als schrijver is hij o.m. bekend door zijn brochure: Over de gevolgen van ontbinding en sluiting der Kamers van de Staten-Generaal (1852), evenals door tal van rechtsgeleerde bijdragen in het tijdschrift Themis, waarvan hij een der oprichters was (1839). Mr. G.M.v.d. Linden was gehuwd, sedert 1843, met Jacoba Henriette Wttewaal, die hem vier kinderen schonk; de oudste zoon hiervan is Mr. Pieter Wilhelm Adrianus Cort van der Linden, van 1913 tot nu (Juli 1917) hoofd van het naar hem genoemde ministerie. Zie: de Pinto in Themis 1888, 308; Eigen Haard 1888, 200 (met portr.); van Welderen Rengers, Parl. geschied. Nederl. (1907), Register i.v.; Castor et Pollux, In de Tweede Kamer (1881), 101; Frans Netscher, In en om de Tweede Kamer (1889), 193; Ned. Patriciaat 1911, 326. Zuidema |
|