[Lens, Abraham]
LENS (Abraham), geb. te Amsterdam in 1777, overl. te Beek 19 Aug. 1848, was de zoon van Clement Lens en Geertruida Blussé. In zijn jeugd kwam hij naar Dordrecht, om er onder leiding van zijn grootvader Abraham Blussé (1), (kol. 167) de latijnsche school te bezoeken. 11 Sept. 1794 vertrok hij naar Leiden en studeerde er onder van Voorst en van der Palm, die hem een hunner uitstekendste leerlingen achtten. Na proponent geworden te zijn, kwam hij achtereenvolgens in 1802 te Noordwijkerhout, in 1804 te Voorhout, in 1806 te Beetsterzwaag en in 1809 te Leeuwarden. Van hier vertrok hij 14 Juli 1814 naar Dordrecht, om die plaats, evenals zijn voorganger C.L. van den Broek, met 's Gravenhage te verwisselen. Zijn roem als kanselredenaar heeft daartoe veel bijgedragen. In 1826 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Ned. Letterk. in 1838 tot mede-directeur van het Haagsche Genootschap tot verdediging van den christelijken godsdienst. Ook was hij lid der commissie van de zaken der protestantsche kerken in Nederl. Oost- en West-Indië. Tot 1844 heeft hij de haagsche gemeente gediend, toen nam hij zijn rust en overleed 19 Aug. 1848 te Beek. Geschriften van zijn hand zijn ons niet bekend.
M.S. Aanteekeningen.
van Dalen