De historische onderzoekingen, die hij daarvoor had ingesteld, brachten hem er toe zich meer in de geschiedenis van Friesland te verdiepen. In verband daarmede staat het ook, dat hij met anderen in 1827 het Friesch genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde oprichtte, waarvan hij tot zijn dood toe een ijverig lid, bestuurslid en voorzitter is geweest. In 1828 werd hij benoemd tot griffier der rechtbank te Leeuwarden. Terwijl plannen tot uitgave van een geslacht en wapenboek van den Frieschen adel en van een geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden onuitgevoerd bleven, gaf van Leeuwen een herdruk met bijvoegsels en aanteekeningen van It aade Friesche terp of Kronyk der geschiedenissen van de vrije Friesen (Leeuwarden 1834). Zijn ambt van griffier bracht hem tot de uitgave van het Verhaat van den giftmoord door P.S. Weynma aan zijne vrouw gepleegd en van zijne teregtstelling (Leeuwarden 1837). Toen dan ook in 1838 de nieuwe rechterlijke organisatie werd ingevoerd, werd hij benoemd tot griffier van het Provinciaal Hof in Friesland, welk ambt hij tot zijn dood heeft bekleed. Kort daarna werden ook zijn geschiedkundige verdiensten erkend; 9 Juli 1840 benoemden de Staten hem tot archivaris der provincie Friesland. Als vrucht van zijn werkzaamheid gaf hij uit een Algemeen overzigt van den staat, inhoud en organisatie van het Provinciaal Archief (Leeuwarden 1850), dat thans verouderd is, maar destijds groote waarde had als inventaris. Op zijn voorstel werden ook van wege de Staten uitgegeven de Beneficiaalboeken van Friesland, opgemaakt ter voldoening van het bevel, gegeven door de Vrouwe Gouvernante Maria van Hongarijen te Brussel den 25en Aug. 1542 (Leeuwarden 1850, gr. fol.); hiervan waren Oostergoo
en Westergoo reeds in 1773 door Schwarzenberg gedrukt, maar niet uitgegeven; vermeerderd met Zevenwouden werd de uitgave van van Leeuwen nu compleet. Een aanval op deze voor de kerkelijke organisatie van Friesland belangrijke publicatie werd door van Leeuwen afgeweerd in een brochure De uitgave der Beneficiaalboeken van Friesland verdedigd tegen de zoogenaamde kritiek van M. de Haan Hettema (Leeuwarden 1850). Toen de Staten van Friesland 17 Juli 1844 het aanbod der Regeering aannamen om het voornaamste gedeelte van de athenaeum-bibliotheek van Franeker te ontvangen, werd van Leeuwen met de overbrenging daarvan naar Leeuwarden belast; hij ordende ook deze boekerij en vereenigde er andere, reeds te Leeuwarden aanwezige, mede. In 1852 werd de nieuwe provinciale bibliotheek geopend; van Leeuwen werd bibliothecaris en gaf een Catalogus der Provinciale Bibliotheek van Friesland uit (Leeuwarden 1854), die een vervolg is op den catalogus der athenaeumbibliotheek van 1842. Ook had van Leeuwen een belangrijk aandeel in de stichting van het Friesch museum, ingevolge resolutie der Staten van 31 Mei 1853. Zijn laatste, zeker niet het minst nuttige werk was de voltooiing van het Alphabetisch register of algemeen repertorium op het Groot Plakkaat- en charterboek van Friesland (Workum 1857), waarvan hij de uitgave nog beleefde. Van Leeuwen had een groote verzameling boeken, handschriften en voorwerpen over de geschiedenis van Friesland, die meerendeels na zijn dood door het Friesch genootschap zijn aangekocht. Hij was te Leeuwarden 26 Mei 1815 gehuwd met Delia Bonga, die hem overleefde.
Zijn portret is gelithographeerd door C.C.A. Last.
Zie: Eekhoff in Hand. Lett., Levensb. 1858, 218 vlg. en Vrije Fries VIII, 337 vlg.
Brugmans