Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Ledeboer, Arnold Antoine Théodore]

LEDEBOER (Arnold Antoine Théodore), geb. te Rotterdam 28 Dec. 1822, overl. te Utrecht 21 Febr. 1872, was de zoon van Mr. D. Ledeboer, kantonrechter te Rotterdam, en M.E.L. Schutter. Hij werd cadet aan de militaire akademie te Breda in 1838, en werd met ingang van 1 Oct. 1842 benoemd tot aspirant-ingenieur van den waterstaat. In dien tijd werden de uitstekendste leerlingen van Breda voor dat vak aangewezen, en waarschijnlijk wegens vergelijking met anderen, als Fijnje, Strootman, Waldorp, Caland en Conrad, allen later groote mannen, werden te zware eischen aan de jonge ingenieurs gesteld. Toen Waldorp en Caland hem in Febr. 1849 bij benoeming tot ingenieur waren voorbijgegaan, verzocht hij eervol ontslag, hetwelk hem bij Koninklijk besluit van 1 Maart 1849 met 1 April d.a.v. eervol verleend werd. Hij trachtte toen een ingenieursbetrekking in Nederlandsch-Indië te verwerven, en werd in het laatst van 1850 ter beschikking van den Gouverneur-Generaal gesteld, die hem in Mei 1851 tot aspirant-ingenieur en in Juni

[p. 886]

1852 tot ingenieur 3e klasse benoemde. Hij was in 1853 en 1854 werkzaam te Soerabaja en ontwierp aldaar werken voor verbetering der afwatering van de Solo-vallei. In 1855 moest hij wegens ziekte repatrieeren. Hij keerde niet naar Indië terug, en bij Koninklijk besluit van 16 Dec. 1858 werd hem eervol ontslag als ingenieur verleend.

Hij was ongehuwd.

Ramaer