[Laren, Daniël van]
LAREN (Daniël van), zoon van Joos (1) (zie hierna) en Mayken Knockaerts, geb. 3 Januari 1585 te Antwerpen, trouwde Sept. 1609 met Janneken van Belois, uit Vlissingen, en had uit dat huwelijk negen kinderen, waaronder een zoon Joos, 1612 te Vlissingen geboren, die predikant is geweest te Yselstein en op zijn beurt ook weer een zoon Joos had, predikant te Tricht. Daniël zelf werd, na beëindiging zijner studiën aan de leidsche universiteit (inschrijving 17 Mei 1602), predikant te IJzendijke (1606-09) en stond later nog te Vlissingen (1609-23) en te Arnhem, waar hij na 1648 is gestorven. Zijn vertrek naar laatstgenoemde plaats schijnt in verband gestaan te hebben met het aanhangen van - later echter weer teruggetrokken - chiliastische gevoelens en met de pretentie dat hij profetische gaven bezat, terwijl hij ook omtrent erfzonde en kinderdoop niet volkomen met de belijdenis accoord schijnt te zijn gegaan. In de acte-boeken der classis Arnhem schijnt vrij wat omtrent hem te vinden te zijn; ook daar toch veroorzaakte hij moeilijkheden. Hij heeft tien kinderen gehad, waarvan hij in den zomer van 1637 er niet minder dan zes heeft verloren.
Deze Daniël liet de volgende werken na: Anatome Dominicae Passionis. Dat is Een korte en klare ontledinghe van het gantsche lijden ende sterven onses Heeren Jesu Christi (Arnh. 1633); Tractaat van het lijden van Christus; Meditatiën over den Catechismus (Arnhem 1636); Levens Fontein (Arnhem 1665); Historie van de Samaritaansche vrouw; XXXII Predicatiën over Johannes I V: 34; Twee meditatiën over het lijden en sterven Jesu Christi (Arnhem); Capernaüm verhoogt en nedergestooten; Goddelijke vierschaar in 's menschen harte (1665) (? zie sub Abraham); Theocrati Justi in Apocalypsin prolegomena sive notationes prooemiales (1627), dat ook onder den titel Lareni in Apocalypsin notationes prooemiales. Quibus accessit discursus de continuatione Romani Imperii, tum ex Daniële, tum ex Apocalypsi (Arnh. 1642) voorkomt; Tractaal over den koninklijken Hoveling (? zie sub Joos (2); Over de verrijzenis en opstanding van Jezus Christus. Ook heeft hij volgens Vrolikhert eenige Engelsche tractaten vertaald. De in 1652 te Utrecht ingeschreven Johannes van Laren zal wel een zoon van hem zijn geweest.
Zie: J. Meyhoffer, Le pasteur Josse van Laren (Brux. 1910) 8, 14, 119; Inventaris van het
archief van de gemeente Vlissingen (Vliss. 1874) nrs. 388, 491; G. Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel (Vliss. 1758) 73-81; W.P.C. Knuttel, Acta der Zuid- Hollandsche synoden I ('s Grav. 1908) 119; II ('s Grav. 1909) 177; J.H. Hessels, Ecclesiae Londino- Batavae Archivum III (Cantabr. 1897) register in voce; P.C. Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der leidsche Universiteit l ('s Grav. 1913) register in voce; F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen (Middelb. 1890-93) in voce.
van Schelven