[Lambrechtsen Van Ritthem, Mr. Nicolaas Cornelis]
LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM (Mr. Nicolaas Cornelis), geb. te Vlissingen 29 Febr. 1752, gest. te Middelburg 21 Mei 1823, genoot zijn eerste en voortgezet onderwijs in zijn geboortestad, waar zijn familie sedert geruimen tijd in de regeering zat. In 1772 werd hij als student in de rechten aan de Utrechtsche hoogeschool inges hreven. In 1773 promoveerde hij hier tot doctor in de beide rechten op proefschrift Dissertatio sistens defensionem civitatis Vlissinganae anno 1572 in liberlatem se vindicantis (Traj. ad. Rh. 1773 4o). Kort daarna werd hij pensionaris honorair van zijn vaderstad, vervolgens pensionaris. Hij nam zitting in de Staten van Zeeland en werd ook afgevaardigd naar de Staten-Generaal. Hij behoorde tot de patriotsche partij en deed zich als zoodanig gelden; als gevolg daarvan werd zijn huis in 1787 geplunderd. Na de restauratie van 1787 werd hij als pensionaris afgezet; hij leefde eenige jaren alleen voor zijn historische studiën; hij kwam in betrekking tot van Wijn en werkte mede aan den nieuwen druk van Wagenaar's Vaderlandsche Historie, waarvoor hij in de Bijvoegselen en Nalezingen menige bijdrage schonk. Na de omwenteling van 1795 werd hij door Vlissingen afgevaardigd naar de Staten van Zeeland en door deze naar de Staten-Generaal; in dat lichaam had hij zitting, toen 16 Mei 1795 het tractaat in den Haag werd gesloten. Met de ontbinding der Staten-Generaal 1 Maart 1796 werd Lambrechtsen weer ambtteloos. Hij vestigde zich metterwoon te Middelburg, waar hij in 1798 aan het hoofd werd geplaatst van de Directie der Oost- en West-Indische zaken in Zeeland. Dat ambt bekleedde hij eenige jaren, totdat de genoemde Directie in 1806 werd opgeheven. Koning Lodewijk benoemde hem in dat jaar tot
staatsraad in buitengewonen dienst; als zoodanig werd hij meer dan eens geraadpleegd, vooral over Zeeuwsche zaken. Na 1810 bleef hij ambteloos, maar wijdde hij zich geheel aan de bevordering van kunst en wetenschap in Zeeland. Jaren lang was hij bestuurslid, ten slotte voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap.
Hij was in 1789 gehuwd met mej. Schorer.
Zie: Hand. Lett. 1823, 47 vlg.; Nieuwe Verh. Zeeuwsch Genootsch. IV, 1 vlg.; Westerdorp en Reuvens, Anliquiteiten II, 294.
Brugmans