heden op het departement van Binnenlandsche zaken opgedragen en bij Kon. besluit van 26 Febr. 1822 de behandeling van het openbaar onderwijs, de nationale nijverheid en de koloniale zaken. In 1827 werd hij benoemd tot referendaris bij het ministerie van binnenlandsche zaken, in 't bijzonder belast met de werkzaamheden van de administratie der nationale nijverheid, terwijl hij sedert 1841 geplaatst was aan het hoofd der 9e afdeeling. Hij genoot het volle vertrouwen van Goldberg en Falck, en op verlangen van den minister van buitenlandsche zaken, baron Verstolk van Zoelen werden hem vele werkzaamheden aan dat departement opgedragen, zoodat hij feitelijk bij twee departementen werkzaam was. Bij het sluiten van tractaten met buitenlandsche mogendheden of het voeren van onderhandelingen werd meermalen zijn uitgebreide kennis en scherpzinnig oordeel te hulp geroepen. Toen in 1849 de afdeeling, waarbij hij werkzaam was, werd opgeheven, werd hij tevens eervol ontslagen met toekenning van wachtgeld. Was Bakker Korff om zijn grondige geleerdheid
edel karakter en onvermoeide werkzaamheid geacht, in zijn handelingen trad tevens zijn liefde voor het vaderland en Oranje aan het licht. In 1813
vatte hij de wapens op en verliet hij vrouw en kinderen; in 1830 namen hij en zijn oudste zoon als vrijwilligers dienst bij de Haagsche schutterij. Ook bracht hij geldelijke offers aan zijn vaderland. Hoezeer overladen met ambtsbezigheden, wist hij nog tijd te vinden tot beoefening van het staatsrecht en de wijsbegeerte. Hij was medewerker aan het Tijdschrift voor wijsbegeerte en aan het Athenaeum, Tijdschrift voor wetenschap en kunst. In 1830 zagen zijn Beschouwingen van de regterlijke magt en in 1840 zijne Voorlezingen over gelooven en weten, van J.E. Erbman, het licht. Verder schreef hij: Over de noodzakelijkheid van de beoefening der wijsbegeerte (1844) en Aanteekeningen op het voorstel tot herziening der Grondwet (1845). Voorts De Schildwacht of beschouwingen over staatsrecht en staatshuishouding 3 deelen (1869) en Brieven over de brieven van Mr. J.C. Lipman aan Mr. G. Groen van Prinsterer (1869). Ook Nederland en zijne Koloniën, 2 dln. (1831); Het gymnasiaal onderwijs door Joh. Heinrich Dernhardt (1858), benevens een Leesboek des Christelijken geloofs en Leven van Dr. Ph. Marheineke, beide in 1858. Bovendien schreef hij vele beoordeelingen van geschriften over godsdienst, staatkunde en wijsbegeerte, zooals van Opzoomer, Pierson en anderen, terwijl hij hoofdredacteur was van het Goudsche Kronykske. Zijn verdiensten werden erkend door verscheiden geleerde genootschappen, die hem met hun lidmaatschap vereerden.
Een kleinzoon van hem was de bekende kunstschilder Alexander Hugo Bakker Korff, geb. 31 Aug. 1824, overl. 28 Jan. 1882.
Zie: Dagbl. v. Zuid-Holland en 's Gravenhage, 10 Maart 1869.
Zuidema