[Koningh, Leendert de]
KONINGH (Leendert de), geb. te Dordrecht 12 April 1777, overl. aldaar 8 Juni 1849, was de zoon van Jan de Koning en Sophia Noteman. Hij werd in de teeken- en schilderkunst onderwezen door A. Vermeulen en M. Versteeg, en schilderde reeds vroeg met talent stille en woelende waters met schepen. In 1801 vertrok hij naar Engeland en bleef aldaar, totdat de omstandigheden van den oorlog, waarin dat rijk gewikkeld was, hem noodzaakten, om als niet-genaturaliseerde vreemdeling het land te verlaten. Na een kort verblijf in Nederland ging hij naar Parijs en oefende zich daar onder leiding van den beroemden David. Daarna reisde hij door Duitschland naar het vaderland, onderweg vele schetsen en teekeningen makende, van welke hij zich later bij zijn landschapschilderen bediende. Na een kort verblijf in Nederland ging hij met zijn echtgenoote opnieuw naar Engeland, vanwaar hij met zijn gezin eerst na de omwenteling terugkeerde.
Hij was lid van de koninklijke Academie te Amsterdam, en van het genootschap ‘Arti Sacrum’ te Rotterdam. Zijn schilderijen worden meest in particuliere verzamelingen aangetroffen. Dordrechts Museum bezit van hem een riviergezicht nabij Dordrecht.
Zie: Immerzeel II, 130; Kramm, 901; Dordr. Crt, 13 Juni 1849.
van Dalen