Mathijs kwam te Venlo bij een zijner ooms om het beroep van goudsmid te leeren. Later begaf hij zich voor verdere studie naar Parijs, waar hij zich tevens begon toe te leggen op de teekenkunst. Vandaar vertrok hij naar Hamburg, waar hij slechts korten tijd verbleef, en vervolgens hield hij van 1806 tot 1814 verblijf te St. Petersburg. Hier werkte hij bij den beroemden beeldhouwer Camberlain en vervaardigde hoofdzakelijk wassen en zilveren beeldjes.
Na Napoleon's val kwam hij korten tijd terug naar Maastricht, doch vertrok spoedig weer naar Parijs en woonde hier de lessen bij van den vermaarden Girodet. Zijn kunstenaarsziel verlangde echter naar Italië, naar Rome. Hier werkte hij onder leiding van Thorwaldsen, wiens beroemdste leerling hij al spoedig werd. In 1819 werd een beeld van St. Sebastiaan door de Academie van Sint Lucas bekroond. Zijn vaderstad Maastricht huldigde hem bij die gelegenheid. Nu waagde Kessels zijn kracht aan grootere stukken. Voor de Nederlandsche regeering vervaardigde hij een rustenden oorlogsgod, een grootsch marmeren standbeeld, dat te Laeken geplaatst werd.
Kessels huwde in 1820 met een dochter van den gewezen administratie-directeur van het Fransche leger in Italië, Gerardi, die een levensbeschrijving van Kessels in het Italiaansch uitgaf. Geëerd als kunstenaar en gelukkig als huisvader, zou K. echter geen lang leven beschoren zijn. Hij leed aan een borsttering, die hem op 3 Maart 1836 ten grave sleepte. Hij is begraven te Rome in de kerk van St. Juliaan.
Kessels werd een bewonderaar der Grieksche klassieke kunst. Bekende stukken van hem zijn: de discuswerper; het gedenkteeken voor de echtgenoote van den graaf de Celles, Nederlandsch gezant bij den Heiligen Stoel; beelden van Amor en Venus; heiligenbeelden; de St. Michaelsgroep, voor de St. Gudula-kerk te Brussel bestemd. Een sterk naturalistische beelding schiep Kessels in een tafereel van den zondvloed, een piramidaalvormige groep van een vader, een moeder en een kind. Veel werk van hem is nog verspreid in familiebezit, vooral in de omstreken van Venlo, waar Kessels vaak vertoefde in vacantietijd.
Portretten en familieberinneringen zijn in het bezit van J. Bloemen - Canjels te Venlo.
Zie over hem: Algemeene Konst- en Letterbode 1824; 1826; 1836; Notice sur la vie et les ouvrages de Kessels etc. (Bruxelles 1837); Altonaischer Mercurius 1836; Bulletin et Annales de l'Académie d'Archéologie de Belgique XI; Bulletin de la Société scienlifique de Limbourg 1854-55; artikel van Jean Bloemen met naschrift van Jos. Schrijnen in Limburg's Jaarboek 1910; Michael Smiets en G.D. Franquinet in Handelingen van 't 14de Taal- en Letterk. Congres; H. Knippenberg in Nieuwe Venlosche Courant, 18 April 1914.
Knippenberg