Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 814]
| |
c.a. (1779-1812). Hij werd in de revolutiedagen gekozen tot representant des Frieschen volks en tot lid der Staten-Generaal (1795), waarin hij een belangrijke rol speelde als federalist en nog het laatste overblijfsel van Frieslands souvereiniteit trachtte te redden tijdens de woelingen te Leeuwarden in 1795/6. Hij gaf in het licht met ds. G.T. de Cock, te Beetgum: De eer van de vergadering der H.H. deputaten van de Franeker synode verdedigd tegen de beschuldigingen in de Deductie van Mr. E.H. Bergsma op den landdag van 1793 (Leeuw. 1793), welk geschrift beantwoord werd met: Brief van E.H. Bergsma aan ds. G.T. de Cock en Th. Joha (Leeuw. 1793); In de Leeuw. Courant van 11 Nov. 1795 schreef hij: Advys over het aanhangsel van het oproepingsplan ter keuze van het volk van Friesland overgegeven en over de Nat. vergadering uitgebracht op het Landschapshuis 28 Oct. 1795. Hij had geschillen met S.D. van Aylva op Hania State te Holwert over de nalatenschap van Elisabeth Anna van Aylva, naar aanleiding waarvan de volgende geschriften in het licht verschenen: Nieuwjaarsgift aan Thomas Joha door S.D. van Aylva (Leeuw. 1798); Verdediging van Th. Joha tegen de beschuldiging van S.D. van Aylva (1798, 2e dr.); Laatste uitzetting van Th. Joha door S.D.v. Aylva, (Leeuw. 1798). In April 1801 waren deze geschillen geëindigd. Zie: Romein: Naamlijst v. Friesche predikanten, 181, 206, 475; Jaarboeken der Bataafsche Republiek, passim; S.D.v. Veen, De Geref. kerk van Friesland in 1795-1804, (Gron. 1888) 31, 32; Colenbrander. Gedenkstukken der Algem. Gesch. v. Nederland (1795-1840) II, zie Register. Wumkes |
|