deel: een kostbare ring van den keizer van Rusland in 1832 en zes jaar later een soortgelijk geschenk van een grootvorst. Vooral in de jaren 1830 en 31 trad hij als dichter sterk op den voorgrond door zijn liederen tegen de Belgen, welke meestal afzonderlijk werden uitgegeven. Als romantisch dichter, vooral in Byroniaanschen trant, is van der Hoop een zeer typisch vertegenwoordiger van zijn tijd. Hij stond in vriendschapsbetrekking o.a. met Jacob v. Lennep en met S.J. v.d. Bergh. Met den eerste redigeerde hij meermalen letterkundige tijdschriften, die tegen de algemeen heerschende begrippen welke door De Vaderlandsche Letteroefeningen werden voorgestaan, ingingen. Hierdoor verminderde hij zijn populariteit en haalde hij zich vele onaangenaamheden op den hals. Hij trad als redacteur op van het tijdschrift Apollo 1827-28; met van Lennep samen gaf hij De Nederlandsche Merkurius, dat evenals zijn voorganger maar één jaar bleef bestaan. In 1832 nam hij met zijn vriend P.S. Schull de redactie op zich van het tijdschrift Bijdragen tot Boeken- en Menschenkennis. Na den dood van Schull (1835) zette hij deze onderneming nog voort tot 1838. Veel bijdragen leverde hij in het Algemeen Letterlievend Maandschrift en in eenige Almanakken dier dagen (zie: de Vooys in Beweging 1917).
Volgens Kalff waren zijn laatste levensjaren zeer ongelukkig en zocht hij in overmatig gebruik van sterken drank zijn heil. Zijn lofredenaar, G. de Meyer, hoewel hij den dichter om de partijdige critiek zijner dagen meermalen bedroefd en neerslachtig zag, beschrijft hem als een liefhebbend man en vader. Hij was 31 Mei 1826 gehuwd met Dorothea Wilhelmina Engels, uit welk huwelijk drie zonen en vier dochters geboren werden, waarvan de oudste, een naamgenoot zijns vaders, ook op het gebied der letteren naam gemaakt heeft.
Zijn portret komt voor in de uitgave zijner Gedichten (1859).
Hij schreef: Poezy ('s Gravenhage 1830), met een opdracht ‘Aan mijnen vriend, den Heer en Mr. J.v. Lennep’, die ook afzonderlijk ongepagineerd werd uitgegeven; Aan de Vorsten van Europa (Rott. 1830), met een opdracht aan Mr. Willem Bilderdijk; Nicolaas, Keizer aller Russen, Lierzang (Rott. 1830); Nederland met betrekking tot het verledene, het tegenwoordige en toekomstige (Rott. 1831); De kanonneerboot, romance (Rott. 1831): De koning en het leger, Vaderl. zang (drie drukken Amsterd. en Rotterd. 1831); De Tiendaagsche veldtocht (Amst. 1831, drie drukken); God met ons; danklied bij het ontwijken der Engelsche vloot van Hollands kust (Rott. 1831); Het Nationaal Congres, fragment (Rott. 1831); Aan Holland. Lierzang (Amsterd. 1831); Hobein. Vaderlandsche Romance (naar het Fransch) (Rott. 1831; niet in den handel); Hugo en Elvire, romantisch treurspel (Rott. 1831); De bekeerde liberaal, of het mislukte verraad, blijspel (Rott. 1831); met L. van den Broek, Europa en Nederland, (Rott. 1832); Warschau, Dichterlijke krijgstafereelen (Amst. 1832). Een fragment hiervan is overgezet in het Fransch door Clavereau (in Bijdr. tot Boek- en Menschenkennis, Deel II, 104); De togt naar Tervueren, heldenz. (3e dr. 1832); De Cholera, graf- en boetklanken (Rott. 1832); Aan het kasteel van Antwerpen (Rott. 1832); Het metalen kruis (Dordr. 1832; op muziek gebracht door L. Hageman); Aan Generaal Chassé (Rott. 1833); (in het Engelsch vertaald door Saunders in Bijdr. tot B. en
M.); Willem Tell, Zwitsersche Tafereelen (Amst.