[Hoecken, Christiaan]
HOECKEN (Christiaan), broeder van den voorg. en den volg., geb. te Tilburg 28 Febr. 1808, overl. op de Missouri-rivier bij
Council Bluffs 19 Juni 1851. Na voltooiing zijner studiën op de seminaries van St.-Michielsgestel en Haaren werd hij 20 Maart 1832 priester gewijd en vertrok daarop naar N.-Amerika om zich aan de bekeering der Indianen-stammen te wijden. Hij trad 5 Nov. 1832 in de Jezuïeten-orde, en begon 4 jaar later zijn apostolaat in de streken tusschen den Missisippi en het Rotsgebergte, vooral onder de Kickapoos en de Pottowattomies. Het ontzettend zware leven in de wildernis droeg hij met zich nooit verloochenende opgewektheid en geloofsijver. Men verhaalt dat hij 12 Indianen-talen sprak en schreef. Terwijl hij met den bekenden Indianen-apostel Pater de Smet, die hem als een uitstekend missionaris prees, den Missouri opvoer, brak de cholera aan boord uit, en maakte spoedig 13 slachtoffers. P. Hoecken verzorgde de zieken naar ziel en lichaam, tot hij zelf aan de kwaal bezweek.
Zie: P.J. de Smet, Cinquante nouvelles lettres 42-49, 290-303; Godsdienstvriend LXVII, 308; LXVIII, 101; The Dial of St. Mary's College (Kansas) vol. I, II; Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IV, 404; IX, 492.
van Miert