van zijn armoede nog mee aan de Indianen. Zijn pogingen om de Kalispels te bekeeren en te beschaven, stuitten af op de verdorvenheid van dat volk. Toen richtte hij zich tot andere stammen in Montana, Washington en Oregon en vestigde de St. Ignatiusmissie onder de Plathoofden, en de St.-Petrusmissie in Montana. In St. Ignatius werkte hij met zooveel vrucht, dat deze gold als een der meest beschaafde en meest ontwikkelde Indianenmissies. De Indianen beminden hem dan ook als hun vader, en na 30 jaar was zijn naam er nog in eere. Pater Hoecken had zich zoo geheel in het leven en den gedachtengang van dit volk ingewerkt, dat hij in zijn taal en uitdrukkingen altijd iets van hun spreekwijze schijnt behouden te hebben. In 1861 bleek zijn gezondheid niet meer tegen dat harde leven bestand. Te Cincinnati was hij nog 15 jaar belast met de geestelijke zorg voor de negers en de gevangenen. Verschillende brieven van hem zijn gedrukt.
Zie: P.J. de Smet, Cinquante nouvelles lettres 280-89, 405-17; Terwecoren, Collection de Précis historiques 1856, 536-43; 1857, 522-32; Godsdienstvriend XLVI, 228-36; XLIX, 316-21; LXXVIII, 77-85; LXXX, 127-39; LXXXVI, 303-8; LXXXIX, 152-55; Sommervogel Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IX, 492.
van Miert