[Hessen-Homburg, Frederik III Jacob van]
HESSEN-HOMBURG (Frederik III Jacob van), geb. 19 Mei 1673, overl. te 's Hertogenbosch 7 Juni 1746, prins, sinds 24 Jan. 1708 landgraaf van Hessen-Homburg, was de oudste zoon van landgraaf Frederik II (30 Mei 1633 - 24 Jan. 1708) en diens 2e gemalin Louisa Elisabeth, hertogin van Koerland, overl. 16 Dec. 1690 (dr. van hertog Jakob, overl. 1 Jan. 1682 en Louise Charlotte van Brandenburg), en kleinzoon van den eersten landgraaf Frederik I (1585-1638), aan wien in 1622 zijn oudere broeder Lodewijk V, landgraaf van Hessen-Darmstadt (1577-1626), het baljuwschap van Homburg in souverein eigendom had afgestaan.
3 Sept. 1687 bekwam hij zijn commissie als ritmeester in hollandschen dienst en reeds 21 April 1692 werd hij kolonel, chef van een regiment cavalerie op Stad en Lande, vóór hem gecommandeerd door Frederik Willem van der Borch, en dat zijn naam heeft gedragen tot 1747, toen kolonel Jan van Lintelo er eigenaar van werd (in 1749 opgeheven). Achtereenvolgens werd hij daarna benoemd 14 April 1704 tot generaal-maj., 1 Jan. 1709 tot luitenant-generaal, 10 Apr. 1730 tot gouverneur van Doornik, 19 Oct. 1741 id. van Breda en 1 Jan. 1742 tot generaal der cavalerie. Aan het gevecht van Eekeren (1703) heeft hij met onderscheiding deelgenomen.
In het archief te Groningen wordt een groote glazen beker bewaard met opschrift, waaruit blijkt, dat Frederik Jacob aldaar in 1693 tot supernumeraries taalman van de gezworen gemeente werd verkozen.
Hij is geh. geweest met 1o. (Febr. 1700) Elisabeth Dorothea (1677-1721), dr. van Lodewijk VI van Hessen-Darmstadt (1630-78) en Elisabeth Dorothea (overl. 24 Aug. 1709), dr. van Ernst den Vrome, hertog van Saksen-Gotha; en 2o. (Oct. 1728) met Christina, gravin van Nassau, wed. van Karel Lodewijk (overl. 1723), den laatsten hertog van den ouderen tak van Nassau-Saarbrücken.
Uit Hübner's Genealogische Tabellen, en welwillend verstrekte inlichtingen vooral van het